5 Noordsingel - van de Rijtstraat. Hij wil hier dan. gelijk bij vragen of eventueel al bekend is wanneer zo ongeveer begonnen zou kunnen worden aan deze werkzaamheden. De heer HaRTEL durft daar nog niets over te zeggen. Op het ogenblik is er een heleboel onderhanden. Men weet dat het verkeer daardoor nog al wat last ondervindt en. soms be hoorlijk in de knoei zit. Hij dacht dat nog eventjes gewacht moest worden. Er wordt in ieder geval al wel aan gewerkt Bij punt U heeft mevrouw VLUG de opmerking,, dat zij het toch wel een boeiende nota vond. Op papier wordt alles meestal wel mooi verteld. Meestal zal het dan ook wel goed zijn bedoeld, dacht zij. Op bladzijde 11 staat iets over de biüeids-adviserende taak en daarbij staat dan uitdrukkelijk vermeld, dat deze taak zijn oorsprong vindt in artikel 108 van de Gemeentewet; daarin staat dan dat de gemeente-secretaris de raad, de burge meester en wethouders en de commissies in alles wat het hun opgedragen bestuur aangaat behulpzaam is. Nu zal men zich misschien afvragen waar zij heen wil. Zij wilde er terloops even iets aan verbinden. Toen 4 jaar geleden de installatie van de nieuwe raad plaats vond kregen de raadsleden niets meer dan een reglement van orde en daar moest men dan maar mee gaan zeilen. Zij zou het zo bijzonder plezierig vinden en. dan niet alleen voor de interne democratie rnaar ook voor daarbuiten, wal het perso neel betreft, dat de nieuwe raadsleden in staat worden gesteld om kennis te maken met de afdelingen en him hoofden. Men komt die dan wel in de commissievergaderingen tegen, maar niet ieder raadslid zit in elke commissie. Zij heeft dat destijds echt wel een beet je gemist. Zij had gedacht daarover in de nota nog iets te vinden maar dit punt is niet aan de orde geweest. Zij zou graag zien, dat ook dat facet enige aandacht kreeg. De heer M. J. FRANKEN ziet op bladzijde 8 staan, dat: niet minder belangrijk is het ar gument, dat iedere werknemer er recht op heeft te weten hoe zijn chef oordeelt enzovoort. Bovendien staat er: kan de beoordeling corrigerend en stimulerend werken, In de commissie georganiseerd overleg is hi j vergeten om te vragen - en daarom doet hij dat nu maar - hoe die beoordeling in zijn werk gaat. Worden daarbij cijfertjes gege ven of wordt er net als op school een rapport afgegeven. Hoe worden de zaken verder gehonoreerd. Gaat dat men bevordering of in de vorm van salarisverhoging of in de vorm van een speldje of hoe of wat. De heer A. J. FRANKEN zegt dat deze nota ook de waardering van zijn fractie kan hebben. De nota is wel erg algemeen gesteld en doorspekt met fraaie volzinnen. Er komen echter fundamentele moderne gedachten uit naar voren zodat hij er wel mee kan instemmen. Om de kwantitatieve en kwalitatieve personeelsbehoefte te kunnen kennen - nu eenmaal noodzakelijk voor een goed personeelsbeleid - wordt in de nota gesteld, dat er een taak- inventari satie moet zijn, dan de functie-analyse en de functie-waardering. Omdat de taak-inventarisatie het begin is van de procedure, zou hij van het college graag eens willen vernemen, of deze taak-inventarisatie al heeft plaatsgehad. Zo niet, wanneer gaat deze dan plaatsvinden. Zo ja, dan zou hij het op prijs stellen als de raad daarvan eens inzage zou kunnen krijgen. Bij het hoofdstuk personeels-planning zou hij willen, opmerken, dat hij zeer gelukkig is met: de opmerking van het college dat daardoor een duidelijker inzicht wordt verkregen in de budget ai re gevolgen en dat door een juiste planning een relatie kan worden gelegd, naar de raming van de personeelskosten in de begroting, het geen het college prefereert boven het vrij willekeurig vaststellen van een percentage van de relevante loonsom. Toen hij dit las moest hij toch nog even denken aan hetgeen hij bij de algemene beschouwingen van enkele jaren geleden over de stelposten in de be groting heeft gezegd. Vandaar dat deze passage uit de nota een duidelijk nieuw punt voor hem is. Bij het hoofdstuk arbeids-klimaat moet hij zich afvragen, waarom in de nota niet duidelijk tot uitdrukking komt, dat ook de plaats waar men werkt bijzonder belang rijk is, Er bereiken hem wel eens opmerkingen dat de plaats waar men moet werken, niet altijd ideaal is. Het is iedereen wel bekend dat men hier en daar wat moeilijk in de ruimte zit. Ideaal zal het wel nooit zijn of worden. Hij meent wel dat het op zijn plaats zou zijn geweest indien meer aandacht was besteed aan de ruimte waarin men werkt. Ook dat. is naar zijn mening een punt voor een goed arbeisklimaat, De heer HELSLOOT wil de heer M. J. Franken nog wat verder aanvullen bi j diens opmer king: hoe geschiedt de beoordeling. Hij heeft hieromtrent 2 vragen.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1974 | | pagina 192