A
-
2
De VOORZITTER meent dat er geen sprake is van een recht claimen, doch alleen van een
verzoek van de heer Gorrissen.
De heer NOTENBOOM wil, mede aan de hand van de opmerkingen van de heer Helsloot,
toch pleiten voor een behandeling van de interpellatie aan het begin van de vergadering,
En dan niet zozeer omdat het een zeer belangrijk punt is; dat is het natuurlijk.
Maar vooral ook omdat met het oog op de behandeling van dit punt een hele boel mensen
op de publieke tribune zitten. Hij meent dat het een vorm van wellevendheid zou zijn
als de raad deze mensen terwille zou willen zijn en niet tot laat in de avond wellicht op
de behandeling zou laten wachten.
De heer M. J. FRANKEN vindt dit argument van de heer Notenboom ook niet opgaan.
Er zullen misschien ook mensen zijn die later op de avond naar de raadszaal komen
omdat zij menen dat de interpellatie, zoals te doen gebruikelijk, aan het eind van een
vergadering wordt behandeld,
De heer NOTENBOOM meent, dat die mensen van een interpellatie niets af weten.
De heer M. J„ FRANKEN zegt, dat iedereen daarvan weet nu het duidelijk in de krant
heeft gestaan.
De heer HELSLOOT heeft er geen enkele behoefte aan om de heer Gorrissen voor de
voeten te gaan lopen. De normale gang van zaken is steeds geweest, dat een interpella
tie aan het eind van een vergadering werd gehouden. Of deze gedragsregel wordt ook nu
gehandhaafd, of de heer Gorrissen mag de interpellatie nu houden - waar hij in principe
geen enkel bezwaar tegen heeft - maar er zal dan wel moeten worden vastgesteld, dat
voortaan alle interpellaties aan het begin van de vergadering dienen plaats te vinden
omdat hij op voorhand niet wenst te accepteren, dat andere interpellaties belangrijker
of minder belangrijk zijn dan deze»
De VOORZITTER zegt dat het naar zijn mening niet uitsluitend over het belang van de
interpellatie gaat. Men zou zich echter kunnen indenken dat in dit geval inderdaad sommi
ge mensen naar de raadsvergadering zijn gekomen om de behancötag bij te wonen.
Hijzelf zou het ook prettig vinden als in deze raad het standpunt van het dagelijks bestuur
van de gemeente zo vroegtijdig mogelijk vertolkt zou kunnen worden. Niet vanwege het
belang of van het onbelang van de zaak zelf met het oog op andere interpellaties, maar
gewoon om een stuk emotionaliteit even recht te zetten, Hij zou dus willen advi
seren, met de nadruk op dit woord.. - hij gaat nooit verder dan hij mag - om in dit ge
val deze interpellatie aan het begin van deze vergadering te willen toestaan.
Zonder enig precedent., zonder enige préjudice ten opzichte van andere interpellaties,
maar omdat hier een stuk emotionaliteit inzit waar een paar mensen op zitten te wachten.
Hij zou willen zeggen, dat dan ook maar eerst even af te handelen. Dan weet men zo
spoedig mogelijk waar men aan toe is wat betreft het gemeentebestuur - dat is de raad
Hij dacht dat dit in dit geval en in deze omstandigheden om emotionele redenen een ge
zonde zaak was. Als de raad nee zegt en meent dat er wel eens meer belangrijke zaken
tot aan het eind van de vergadering zijn uitgesteld en zelfs wel eens tot een volgende
vergadering, dan is dat een zaak van de raad zelf. Hij is het wel met de heer Gorris
sen en vooral de heer Notenboom eens dat deze zaak, waar mensen extra voor zijn ge
komen, beter ineens kan worden behandeld
Mevrouw ELSEMAN wil daar toch wel even op zeggen., dat haar verschillende mensen
hebben gevraagd wanneer nu zo'n interpellatie aan bod komt Zij heeft daar toen op ge
antwoord - en zij meent terecht - dat het normaal is dat een interpellatie aan het eind
van een vergadering wordt behandeld.
De VOORZITTER meent dat dat dan de zaak wel even verandert
Datzelfde argument kan ook de heer M J FRANKEN aanvoeren, Ook hem heeft iemand
daarover opgebeld en hij heeft ook dat antwoord gegeven,
Het ging er de VOORZITTER alleen maar om om de mensen die naar de raadsvergade
ring komen om dat en dat precies te horen, enigszins te gerieven.
De heer HELSLOOT kan het daar wel mee eens zijn, maar dan zal men ook moeten