7
De heer BROOS dacht, dat de heer Arnoys best in een schrijven aan de fractievoor
zitters zijn mening duidelijk had kunnen maken. Of wordt men alleen maar opgenomen
in het college als men geschoren is.
De heer VAN HEIJST meent, dat de heer Broos toch wel in stijl blijft. Deze wil ten
slotte toch iemand slachten.
De heer DE JAEGER dacht, dat het iedereen wel duidelijk is dat het voor de heer
Blanken erg moeilijk is om zijn mond te houden. Dat kan vanavond wel weer geconclu
deerd worden.
Hij vindt het verder ook een treurige zaak dat de heer Blanken hem voor het begin van
de vergadering heeft gedreigd. Hij zal zich daar trouwens niets van aantrekken.
De VOORZITTER wil even tegen alle raadsleden in het algemeen iets zeggen.
Hij zal n.l. niet toestaan, dat er tot 12 uur of half een op deze manier wordt gekissebisd
De heer DE JAEGER weet dan verder niet wat er allemaal is gebeurd, maar de heer
Blanken begon tegen hem al vóór de vergadering, doelende op de verkiezingen, over de
wipplank. Verder vond deze dan de commissie ad hoe niet technisch om een dergelijk
rapport uit te kunnen brengen. Tenderde verweet de heer Blanken hem, dat hij het nog
niet kon lezen ook. Toen is bij hem de maat over gelopen. Hij zal zich ook van een
dreigement zoals de heer Blanken voor deze vergadering tegenover hem heeft geuit,
niets aantrekken. Al is het lOx de heer Blanken en al is hij dan geen leraar, zoals hij
daarnet heeft gezegd, maar technisch. Als deze dan zó technisch is, had hij ook de moed
moeten hebben om in die commissie ad hoe zitting te nemen.
De heer A. J. FRANKEN heeft er, als voorzitter van deze commissie ad hoe, toch
wel behoefte aan om in deze discussie iets te zeggen.
De V O OR Z IT T E R wil dan graag weten, of de heer Franken dat als voorzitter van
de commissie wil doen want anders kan deze een extra-termijn krijgen.
De heer A. J. FR ANKE N wilde, gehoord deze discussies tot dusver, alleen even een
beroep op de raad doen, en ook op het college, of dit rapport nu al of niet van
avond behandeld moet worden. Een al of niet sluiting van het slachthuis is een hoogst
ernstige aangelegenheid en hij meent zelfs zó ernstig, en zo'n voorname beslissing in
houdt, dat dit een discussie, zoals tot dusver gevoerd, zeker niet verdiend heeft.
Hij vindt verder, dat deze zaak in alle rust en kalmte en ook met de nodige zakelijkheid
moet worden behandeld. Hij kan er dan verder ook niets aan doen, dat het nog maar
een maand vóór de verkiezingen isHij wil deze kwestie graag uit de verkiezingssfeer
houden. Dat is punt 1. Op de 2e plaats is hij het met de heer Gorrissen helemaal eens,
dat het rapport eigenlijk toch wel voldoende is maar hij zou het toch wel verstandig
vinden als het college er toch nog een pre-advies bij doet. De heer Arnoys, en dat mag
toch wel bekend worden geacht, wenst er een minderheidsnota bij te doen. Spreker wil
het college vragen, aan de heer Arnoys deze gelegenheid te willen geven.
Verder is er dan nog de brief van de slagers en spreker is het met de heer Gorrissen
eens, dat dit commentaar wel erg, erg laat is gekomen. Gezien de ernst van de zaak
zou hij toch willen voorstellen, om de beslissing nog uiterlijk één maand aan te houden.
Dan zijn de verkiezingen voorbijdan kan er een pre-advies komen; men zal zich kunnen
beraden, of de slagers mogelijk nog iets extra's te vertellen hebben. Daarom wil hij met
klem een beroep doen op het college om deze zaak een maand aan te houden.
De heer WESTERHOF kan het van a tot z eens zijn met wat de heer Gorrissen heeft
gezegd. Verder is er door verschillende raadsleden een hoop gezegd wat eigenlijk niets
met het agendapunt op zich te maken heeft. Dat dwarrelt er maar zo'n beetje omheen.
Hij meent, als lid van deze commissie ad hoe, te kunnen stellen, dat het rapport door
alle leden unaniem was aanvaard. Logischerwijs redenerend, op grond van de gegevens,
en dat waren er nog al wat kon de commissie niet anders dan tot deze conclusie komen.
Uitstel van deze zaak heeft totaal geen zin. Op de laatste gecombineerde vergadering
van de commissies financiën en slachthuis, waar de commissie ad hoe een onderdeel
van was, is het rapport met één stem tegen - van de heer Rikken - aangenomen.
Wethouder Arnoys heeft op die commissievergadering gezegd, dat hij zich niet tegen de
conclusies van dit rapport zou verzetten en er zich bij neer zou leggen. Blijkbaar is
deze nu sindsdien van mening veranderd. Hij vindt het verder opmerkelijk, dat de wet
houder in een openbare bijeenkomst zegt: Ik begrijp het allemaal niet. Het vorig jaar is
er nog een behoorlijke winst gemaakt. Zoals de zaken nu staan wordt er ook in 1974
winst gemaakt. Spreker moet zich dan afvragen of dit dan inderdaad is gelijk willen
hebben tegen beter weten in. Of snapt hij het soms niet.