raw 6 Hij en zijn fractie zijn van mening, dat akkoord kan worden gegaan met hetgeen in het rapport wordt geadviseerd, n. 1. de opheffing van het openbaar slachthuis per 30 juni 1975, of eerder. De handhaving van de vlees-keuringsdienst Bergen op Zoom. De voor lichting aan het personeel. Het afstoten van het slachthuisgebouw. Natuurlijk heeft hij ook die brief ontvangen van die slagersvereniging Sint Lucas. Naar zijn mening komt daaruit echter geen aanvaardbaar alternatief en kan het alleen maar vertragend werken. Verder heeft de strekking van dit rapport al een paar maan den geleden in de krant gestaan en hij vindt het dan wel vreemd, dat deze z.g. belang hebbenden nu pas reageren op het rapport, een paar dagen vóór er raadsvergadering is. Iedereen zal kunnen nagaan dat het een onmogelijkheid is om dat er dan nog allemaal in te betrekken. Bovendien staan in het schrijven ook geen concrete voorstellen of zo. Het zou misschien alleen een zaak van een te voeren procedure kwestie zijn. Er zijn echter veel meer belangen aan de orde. In het rapport staat ook, dat het niet alleen een economische factor is maar ook een factor van de volksgezondheid. Bovendien zijn er ook een aantal mensen bij betrokken die al enige tijd in onrust leven. Hij vindt het zeer belangrijk dat deze mensen nu eindelijk eens zekerheid krijgen of en wanneer deze zaak gesloten wordt. Ook dit punt zal bij deze kwestie moeten worden mee gewogen en niet alleen de slagersvereniging die volgens spreker op een heel merkwaar dige wijze 2 maanden lang verstek laat gaan en dan plotseling met voorstellen komt. Hij vindt dat er voldoende gegevens staan in dit rapport om vanavond een beslissing te nemen. Hij kan niet goed inzien, wat er nu nog te berde moet worden gebracht om dat tegen te houden. De heer BLANKEN wil hierbij nog even opmerken dat hij de woorden van de heer Nijpels, gezien de vorige vergaderingen van de commissie slachthuis waarbij de heer de Jaeger spreker zelfs via de pers met zijn mond vol tanden heeft doen staan, niet goed kan volgen. De heer de Jaeger had zijn verslag aan de heer Nijpels beter moeten doen, meent spreker. Verder wil hij dan de heer Helsloot vragen, of deze nu al wel wakker is. Spreker heeft n. 1. wel tegen die commissie ad hoe aangehikt, niet zozeer als dat dit in de pers stond omdat hij daarin niet was benoemd, want de pers, die toen wel wakker was, heeft kun nen concluderen dat hij wel was gevraagd maar dat hij liever iemand in die commissie ad hoe zag van zijn fractie die meer ervaring had in slachthuis zaken De heer HELSLOOT zegt, dat de heer Blanken, als hij de notulen eens goed naleest, zal kunnen zien dat hij dit heeft ondersteund dus deze hoeft dan niet tegen hem aan te praten. De heer BLANKEN zegt, dat toen de voorkeur werd gegeven aan de heer Leijs die meer van de slachthuiszaken wist. Men weet ook dat de slachthuiscommissie in de tijd dat spre ker daar lid van was, niet één keer bij elkaar is geweest. Hij voelde zich dan ook niet de juiste persoon om in de commissie ad hoe zitting te nemen. Daarom vindt hij zo vlak voor de verkiezingen de verontwaardiging van de heer Nijpels en van de heer Helsloot - want dan was het indertijd beter geweest om aan te dringen toen - wat merkwaardig. De heer HELSLOOT moet aannemen, dat de heer Blanken toch wel weet dat hij niet aan de verkiezingen zal meedoen. Zijn verontwaardiging is dan ook echt. De heer BROOS wel even iets zeggen, en dan wat duidelijker dan de heer Blanken, want leraren schijnen de kunst te verstaan om lang te praten en weinig duidelijk te zijn. De heer VAN HEIJST meent, dat de heer Broos dit niet tegen de heer Blanken be doelde te zeggen. Daarvoor wil de heer BROOS de heer van Heijst dan wel bedanken. De leden van de commissie ad hoc van het openbaar slachthuis heitoen van de fractie-voorzitter van de KVP een fooitje gekregen. Hij weet niet of deze daar nu misschien spijt van heeft gekregen. Hij heeft alles doorgenomen en doorgeworsteld en heeft alles bij zich. Hij is dan ook bereid om te gaan discussiëren in welke vorm dan ook. Hij wil opmerken, dat de gehele situatie van het slachthuis - en de heer van Heijst praat zo graag over de zwarte piet - is ontstaan uit een onjuist beleid van 5 jaar geleden. En een zwak beleid, juist van die heer van Heijst van destijds en nu van de heer Arnoys. Deze laatste heeft het slachthuis altijd verdedigd. Nu ziet hij geen minderheidsnota. De heer NIJPE LS zegt, dat de heer Arnoys dat niet heeft kunnen doen omdat er geen pre-advies van het college bij dit rapport is gevoegd. Dat is nu juist het gemene van de zaak, vindt hij

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1974 | | pagina 125