3 De heer HE LSLOOT wil dan in le termijn graag nog iets zeggen, waarbij hij wel wil opmerken dat het van het antwoord van het college zal afhangen of hij ook in 2e termijn nog iets daaraan heeft toe te voegen. In de aanhef van het schrijven stelt het college, dat het eerst op 4 april j.l. in het bezit van dit rapport is gekomen. Dat ziet hij dan als een soort excuus voor het feit dat de ge meenteraad niet eerder in kennis is gesteld van het concept-antwoord en dat de gemeen teraad niet eerder is verzocht om zijn mening kenbaar te maken. Hij kan daar wel het nodige begrip voor opbrengen maar hij dacht ook, dat niet uitslui tend voor dit soort zaken maar wel onder andere daarvoor, de gemeente onder andere in het gezegende bezit was van een seniorenconvent. Dit zou dan toch te pas en te onpas, maar in dit geval dan toch wel te pas, geraadpleegd hebben kunnen worden om de mening van B. W. te toetsen aan de mening van de gemeenteraad. Het feit dat dit hier achterwege is gebleven vindt hij vreemd. Hij kan dat niet begrijpen en hij veroordeelt het dan ook. Over het schrijven zelf wil hij opmerken dat het college onder punt 2 sociale economische ontwikkeling stelt dat door het advies van de commissie Oosterschelde de streek een belangrijk steunpunt zal verliezen voor haar ontwikkelingsmogelijkheden in verband met het wegvallen van het oorspronkelijke Reimerswaalplan en dat dan wordt vervolgd met op te merken "Wij achten het noodzakelijk dat daarvoor een vervangend object wordt aangewezen", begrijpt hij wel wat wordt bedoeld maar wil hij toch opmerken, dat hij dat een gevaarlijke uitspraak vindt. Om de doodeenvoudige reden, dat indien deze uitspraak niet nader wordt gedefini'éerd, degene die deze brief ontvangt dat op iedere wijze kan interpreteren. Onder andere op deze manier, dat een project met de omvang van het oorspronkelijke plan Reimerswaal en met de intensiteit daarvan vervangen dient te wor den door een project met ongeveer een gelijke omvang. Hij hoort dan lieden al denken, hiermede zou misschien wel bedoeld kunnen worden de 2e nationale luchthaven gesitu eerd in West-Brabant. Dat vindt hij het gevaar van een dergelijke uitspraak. Dan kan men wel zeggen, dat dat er toch niet met zoveel woorden staat en dat men dat ook niet heeft bedoeld maar dat neemt niet weg, dat een zin met een inhoud als hier geci teerd uit de brief, de indruk kan wekken dat het de gemeente Bergen op Zoom althans B. W. - want daarover wordt voorlopig alleen nog maar gesproken - in eerste instantie om te doen is om hier een project te krijgen wat qua orde van grootte dezelfde is als het oorspronkelijke Reimerswaalplan. Om de beantwoording dan wat gemakkelijker te maken heeft het college - en dan uiteraard zeer terecht en ook erg tactisch - in het slot van de brief gezegd: Wij behouden ons de vrijheid voor de raad van de gemeente Bergen op Zoom te horen en dan eventueel nog nadere bescheiden aan deze brief toe te voegen. Het college heeft zich echter niet de vrijheid voorbehouden om er een brief overheen te sturen waarin de gemeenteraad van Bergen op Zoom zich op het standpunt stelt, dat hier een brief werd verzonden die toch een aantal gevaarlijke kanttekeningen bevat. Hij zou niet graag zien, dat deze brief uitgelegd zou kunnen worden als een aanmoedigings premie om wat betreft de 2e nationale luchthaven - en dan gaat het er niet om of men het er hier mee eens is of niet - een soort vrijbrief voor West-Brabant te geven. Tenzij de laatste alinea onder punt 2 van de brief: Wij vragen dan ook met de meeste aan drang een vervanging voor het verlies waarbij dezerzijds gedacht wordt aan een insteek- haven geschikt voor duw-vaart welke gerealiseerd zou kunnen worden op de Princesse- plaat in combinatie met een inrichting van deze plaat tot industrie-terrein, voor het idee van het college het meest maximale is als vervanging van het oorspronkelijke Reimers waalplan. Dan zouden n.l. de zaken wel iets anders komen te liggen. Hij meent dat wat meer duidelijkheid van de zijde van het college in deze zeer gewenst zou zijn. De heer FRANKEN kan namens zijn fractie mededelen, dat deze het met het schrijven van het gemeentebestuur aan de minister inzake het rapport van de commissie Ooster schelde wel eens kan zijn. Hij zou echter nog eens zijn zorg willen onderstrepen inzake de toekomst van de haven. Enkele jaren geleden heeft hij in de raad al eens zijn grote twijfels uitgesproken over de toen gedachte functie van het kanaal voor Zuid-Beveland voor de haven van Bergen op Zoom. Hij dacht dat het gemeentebestuur voor de naaste toekomst maar ook reeds nu zich een duidelijk beeld moet vormen waar men hier met de haven heen wil gaan. Is dit beeld niet te vormen, dan zou hij toch sterk willen aandrin gen in Den Haag eens ferm aan de bel te trekken en te blijven trekken. Hij is van mening, dat met het eventueel wegvallen of verminderen in betekenis van de haven ook een stuk industrialisatie-mogelijkheid wegvalt of vermindert. Tot slot zou hij het college ook wil len vragen, of het schrijven aan de regering ook in het regio-overlegorgaan is geweest.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1974 | | pagina 122