6 kan bepalen welke koers zal worden gevolgd. Maar als een programma-college maar een krappe meerderheid zou halen in de raad, dan wordt daardoor het funktioneren van de raad als gekozen bestuur aangetast. Dan wordt de raad in een positie van parlement gedrongen met regeringspartij en op positie. Wanneer de burger zijn stem uitbrengt op een bepaalde partij, dat weet hij dat hij bij draagt aan een bepaalde richting. Dat zijn de verkiezingsprogramma's. Wanneer die raad daar eenmaal zit als gekozen bestuur, dan moet die raad uit gaan maken, hoe het college wordt samengesteld. En dan moet men, dacht ik, in eerste instantie streven naar een college dat het ver trouwen heeft van zoveel mogelijk raadsleden. En dan moet men tevens letten op een goede spreiding van deskundigheden. Voordat men aan de wethoudersverkiezing toe is, weet men heus wel wat de verschillende kandidaten voorstaan en wat niet en hoe de deskundigheden liggen. Mogelijke tendenzen omtrent de te verwachten ontwikkeling openbaren zich vanzelf, maar zo stringent als de vorige keer, waarbij een kant en klare taakverdeling vooraf was gemaakt, maakt, wanneer de wethouders eenmaal gekozen zijn, een zinnig gesprek over zwaarte en inhoud van de portefeuilles binnen het college tot een volstrekte onmo gelijkheid. Als onpartijdig voorzitter meen ik Uw raad dan ook te moeten afraden om opnieuw deze methode te volgen. Want terwijl de raad eigenlijk nog geen raad is, bindt hij toch de toekomstige B. W. al en tast daarmede de eigen collegiale bevoegd heid van het college aan. Ik wil toch nog een keer uitdrukkelijk zeggen, dat de wethouders voor het funktioneren in de raad, d. w. z. bij de beleidsvoorbereiding van de raad, de gekozen vertrouwens lieden van de raad zijn. Ik heb dan ook bezwaar tegen het feit dat, zo gauw als er bepaalde kwesties aan de orde komen waarvoor b. v. ad-hoc-commissies in het leven worden geroepen, men zegt dat in die commissies raadsleden moeten zitten en geen wethouders. Men heeft toch immers deze wethouders gekozen omdat men in hen het meeste vertrouwen had om deze zaken te behartigen. Maar zo gauw als ze op het ver hoog zitten komt er een onbegrijpelijk stuk argwaan om de hoek kijken, wat men dan niet heeft tegen zijn college in de banken die lid is van zo'n commissie. Dit geldt uiteraard niet voor commissies waarvan de taak voor een belangrijk deel bestaat uit het onderzoeken van het beleid van B. W. De raad heeft allereerst een besturende funktie. Als de raad het bestuursbesluit an ders neemt dan B. W. voorstellen, dan is ook het college gebonden zich daaraan te houden en zich niet tegen het uiteindelijke bestuursorgaan af te zetten. Vanzelfsprekend hebben B. W. de plicht, om uit hun voorkennis te trachten, de raad zo goed mogelijk voor te lichten om het naar hun inzicht zo juist mogelijke besluit te nemen. Het college werkt er immers langer aan dan de raad. Ook daar zit een dienende funktie in. Voor het werkelijk funktioneren van de democratie geldt dus nogmaals, aan de ene kant de vervangbaarheid van de macht en het - onder conditie - geven van vertrouwen. Van de andere kant is het een vereiste, dat de gekozenen zo goed mogelijk het algemeen belang dienen en dat ze ook weten dat ze op die plaats zijn gezet om het algemeen be lang te behartigen. En in een ideale democratie is eigenlijk van de vaak als een tegen stelling beschouwde verhouding tussen bestuurders en bestuurden geen sprake, omdat democratie in feite betekent: zichzelf besturen. Ik wil tot slot van mijn betoog nog een enkele opmerking maken over de rol van de bur ger zelf. Ook van de burger vergt democratie natuurlijk, dat hij actief aan dit zelf bestuur meedoet. Dat hij niet alleen in verzet komt wanneer er hier of daar een per soonlijk belang wordt geraakt; dat het zelf daadwerkelijk aan verkiezingen deelnemen het minste is wat hij kan doen in het actief besturen. Wanneer hij zelfs van zijn kiesrecht geen gebruik maakt, doet hij in feite niet meer mee aan het zelfbestuur. En ook dat is in wezen een on-democratische houding." Vervolgens deeltde VOORZITTER mede, dat er bericht van verhindering is binnen gekomen van de heren Arnoys, Leys en Notenboom. Een afschrift van de nieuwjaarsrede zal nu aan de raadsleden worden uitgereikt, teza men met een jaarverslag van de gemeente - nieuwe stijl -

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1974 | | pagina 10