4
Bij punt merkt mevrouw VLUG op, dat het haar is opgevallen, dat de gega
digden aceoord gingen met de brief van het college van 23 augustus 1972
en 5 januari 1973 en dat de brief van november, waarin het punt "vers
vlees" voorkwam niet werd genoemd» Zij weet niet wat het college nu weer
terug gaat schrijven.
De heer LEYS meent, dat bij het verlenen van de vergunning, zoals het nu in
de concept-brief is voorgesteld, dus non-food sector zoals hij heeft begre
pen, dat op de omgeving daar nog wel op bezwaren zal stuiten.
Hij dacht dat er onder deze sector nog al wat te brengen is.
Hij vraagt zich verder af, of straks bij de wijziging van het uitbreidings
plan er niet nog veel meer bezwaren zullen komen. Dat ziet hij er toch wel
in zitten»
De VOORZITTER zou daarbij willen opmerken"Dat zien we morgen dan wel weer".
De heer LEYS dacht dat het beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald.
is
De VOORZITTER meent dat dat niet de raad of de gemeente, maar de bevolking
en hogere instanties dan zullen uitmaken.
De heer NIJPELS meent dat bij "non-food" ook waspoeder hoort en dit is toch
een groot artikel bij de kruideniers.
De VOORZITTER zegt dat dat inderdaad zo is. Hij heeft namelijk nog nooit
waspoeder gegeten» Dat dat een groot artikel is ontkent niemand,
De heer LEYS zou nog willen vragen of, wanneer deze beperkte vergunning
wordt gegeven en degenen die daar dat bedrijf gaan uitoefenen menen, dat
zij toch kunnen gaan uitbreiden op de een of andere manier en zij gaan dan
verder dan datgene waarvoor de vergunning alleen maar geldt, welke in
stantie dat dan zal kunnen beletten» Kan de gemeente dat dan doen? Of zijn
dat andere instanties? Naar zijn mening is er geen beperking in de wet
aanwezig en hij vraagt zich dan af of het mogelijk is dat de gemeente z6
ver gaat dat zij zegt: Nee; alleen dat en het andere niet. Dat lijkt hem
niet zo erg eenvoudig. Als dat niet haalbaar zou zijn vindt hij het, zelfs
bij deze gedeeltelijke vergunning, een erg gevaarlijk experiment»
De heer M.J,FRANKEN wil zeggen, überhaupt tegen een vestiging van een
cash carry of supermarkt daar te zijn. Hij wil enkele stukken citeren
uit diverse brieven die daar betrekking op hebben. In de brief van 26
februari 1971 van de gemeente aan de heer van Engel staat:"Voor het wijzigen
van het vigerend bestemmingsplan moeten echter gegronde en dringende redenen
aanwezig zijn omdat de justitiabele, in dit geval met name winkeliers en an
dere neringdoenden in het betrokken plan-gebied hun toekomstverwachtingen
op het geldende plan baseren en er terecht van uit mogen gaan dat deze plan
nen niet lichtvaardig worden gewijzigd; zulks temeer niet als zij daardoor
mogelijk schade kunnen ondervinden of in een ongunstiger positie komen te
verkeren". In een verder schrijven wordt er gesproken over een termijn van 5
jarenj dat het dus in 5 jaren niet is toegestaan in het winkelpand andere
dan non-food artikelen te verkopen of te doen verkopen, met uitzondering
echter van vers vlees» In het schrijven van 23 januari 1973 wordt die 5 jaar
helemaal niet meer aangehaald. Hij zou willen weten, wat daar nu mee gaat ge
beuren.
De heer BROOS wil het college complimenteren, dat daar nu eindelijk toch eens
iets wordt gedaan» De strekking van het geheel is moeilijk, gezien het verle
den en de wijze waarop de aankoop tot stand is gekomen. Hij vindt het ergens
betreurenswaardig dat iemand die een bepaalde ondernemingsgeest ten toon
spreid^ daar geld instopt, de gemeente daar als toeziend voogd over gaat
fungeren en dan nog wel blijvend» Hij hoopt van harte dat er daar gewoon iets
gaat gebeuren en is ook voor een t.z.t. eventuele uitbreiding,