14 De VOORZITTER meent dat de voorliggende brief 2 punten aanroert n.1het probleem van de afsluiting zelf en het Reiroersvaai-punt Hij vindt dit beide vraagstukken waarvan men niet zo maar kan zeggenvoor of tegen» Men moet goed weten wat men doet» Als particulier heeft men .natuurlijk het volste recht om te zeggen dat men een industrie liever .op de Veluwe ziet liggen dan in de oosterschelde De man op de Veluwe zal echter zeggen het liever in de oosterschelde te hebben. Dat zijn beslissingen van nationaal niveau waar men als burger of als actiegroep wel gemakkelijk een standpunt kan bepalen en kan zeggen dat, als ons leven er niet mee gemoeid is, het op die en die manier moet worden ge daan, Als gemeentebestuur zal men daarin iets voorzichtiger moeten zijn, dacht hij» Hij dacht niet dat het zo moeilijk zou zijn om te zeggen dat men de ooster schelde open moet houden als de veiligheid niet in gevaar komt. Die veiligheid is dan wel een heel ruim begrip want er zit natuurlijk ook nog een hele waterhuishouding aan vast van compartimentering enzovoorts» Vie- van ons zal daar op dit moment een zinnig woord over kunnen zeggen.» Vandaar dat hij zou willen zeggen, nu aan de rijksoverheid te vragen doer middel van een brief van de raad - en niet wachtend op de regeringsver- kl aring - dat de raad van Bergen op Zoom van mening is dat het hele vraagstuk van openhouden of sluiten met de aspecten van milieu, veiligheid, mogelijke aanleg van industrieterrein enzovoorts niet voldoende duidelijk is gemaakt en dat de raad daarover materiaal wil hebben zodat men kan weten wat men wil» Dén zal de raad een standpunt kunnen innemen, Dén kan de raad. zeggen dat, als die zaken zo liggen men voor dót zal kiezen en liggen de zaken anders, dan kan voor het andere worden gekozen» Of het dan zo zal ge beuren is dan weer een andere kwestie. Hij heeft er bezwaar tegen dat er nu al 1 een maar een standpunt kan worden bepaald op grond van intuïtieve voorkeur, Hij zou villen voorstellen om aan deze briefschrijvers te antwoorden dat de raad een brief met de strekking, zoals hij daareven heeft voorgesteld, aan de rijks over he id heeft gezonden. En dan n, 1het expliciet maken van het onder zoek, Er is n. 1nog al wat onderzocht» Niet dus dat de overheid zegt: het spijt ons verschrikkelijk, maar het kan niet meer terug» Dat vindt hij een tekortschieten van de rijksoverheid» De heer VESTERHOF meent dat, wat de voorzitter nu voorstelt, in het kort er op neerkomt, dat er meer informatie moet komen, Spreker zou echter expliciet als mening van de raad willen zeggen dat de raad van Bergen op Zoom er op aandringt dat de zaak door de rijksoverheid opnieuw bekeken wordt in het licht van 1973» Hij wil persé geen standpunt bepalen over de gehele moeilijke problematiek van open of dicht'. De VOORZITTER meent dat de standpunten heel dicht hij elkaar liggen. Hij meent n. 1dat men het materiaal heeft; zeker hij rijkswaterstaat zal men het materiaal van het voor en tegen wel hebben. Bergen op Zoom moet nu gaan weten welke konsekwenties er zijn» Wat kan en wat niet kan volgens de mensen die dat kunnen beoordelen. De heer WESTERHOF dacht ook wel dat het materiaal voorhanden was. Hij dacht echter dat het een beleidskwestie was om alles tegen elkaar af te wegen en dat zal naar zijn mening opnieuw moeten gebeuren, Als raad van Bergen op Zoom zou hij daar op willen aandringen. Dat wil de VOORZITTER ook,maar tevens, dat het materiaal zo naar hier zal ■worden gebracht dat er hier iets mee kan worden gedaan, Dan kan de raad een standpunt innemen» Men kan hier dan nog lang over praten. Hij dacht echter dat men het materieel Vel met elkaar eens was. D&t vindt de heer HELSLOOT niet»

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1973 | | pagina 197