4 De heer BROOS meent dat de raadsleden ook vaak genoeg worden geconfronteerd met moment-opnamen van het college. Dan wordt van hen toch ook verwacht dat zij gelijk reageren, Hij vindt het dan ook niet meer dan hillijk dat een B.& W» de capaciteiten bezit om daaraan tegemoet te komen, Als het college dat niet heeft betreurt hij dat zeer. De VOORZITTER wil herhalen te willen voorstellen deze interpellatie in deze vorm niet toe te staan. Hij zou daarover de mening van de raad bij handopsteken willen vernemen, Hieruit blijkt dat de interpellatie van de heer Broos niet wordt toegestaan. De VOORZITTER zegt nog de heer Broos graag te willen helpen om de interpel latie in een zodanige vorm te gieten dat deze door de raad zonder bezwaren kan worden toegestaan. Hij stelt dan de interpellatie van de heer A0J.Franken aan de orde. Daar over is verschil van mening mogelijk. De heer Franken heeft weliswaar ge schreven dat hij bij de interpellatie de volgende punten aan de orde zou willen stellen, welke punten dan door het college ook als concrete vragen zouden kunnen worden gelezen. Deze aanvrage is op 21 mei binnengekomen. Het college denkt nu dat het beter is voor het belang van deze vragen dat deze beantwoord worden als het col lege de gelegenheid heeft gehad om een volledige survey te geven van de bouwaktiviteiten die in de gemeente nog kunnen plaatsvinden en welk plan de campagne het college daarbij aan de raad denkt voor te stellen. Daarvoor heeft nu inderdaad de tijd ontbroken. Hij wil voorstellen om de interpellatie van de heer Franken toe te staan en de beantwoording te bepalen op de volgende raadsvergadering. De heer HELSLOOT vindt het een beetje jammer dat de voorzitter 2 elementen ter discussie stelt. Ten eerste het feit dat het college geen voldoende ge legenheid heeft gehad om voldoende op deze vragen te antwoorden, Ten tweede - en dat is wat spreker betreurt - dat de voorzitter zei dat, als er staats de volgende punten zouden aan de orde worden gesteld, dat zou kunnen inhouden dat er ook nog andere punten zouden kunnen zijn. Hij dacht dat het een normale zaak was dat de voorzitter de orde bepaalt en ook bepaalt wat er eventueel buiten de orde zou kunnen zijn. Dat zou ook kunnen gebeuren op het moment dat de interpellatie aan de gang is» Hij zou het dan ook op prijs hebben gesteld als de voorzitter alleen had gezegd een beroep op de raad te doen, gezien het indringend karakter van deze vragen, waar het college niet in staat is geweest om zich daarop behoorlijk voor te bereiden, deze interpellatie uit te stellen en geen andere elementen daarbij te betrekken» De VOORZITTER meent dan dat de heer Helsloot niet goed genoeg geluisterd heeft. Spreker heeft duidelijk gezegd van mening te zijn dat dit verkeerd geïnterpreteerd zou kunnen worden. Dat wil het college nu niet doen, Het wil dit gewoon als concrete vragen zien. Het onderwerp is echter zo belangrijk dat het college de beantwoording van die vragen terdege wil voorbereiden en vandaar het voorstel om de interpellatie in de volgende vergadering te houden. Ook hier geldt dat het college geen enkele intentie heeft om moeilijke vragen of wat dan ook te ontwijken of van de tafel te schuiven. De heer Franken heeft niet alleen gevraagd: Wat is er gebeurdmaar ook: Wat wil men gaan doen. Vandaar dat het college ook een visie zal moeten ge ven op dit laatste, Dat kost echter wel even tijd van voorbereiding. Hij wil nogmaals voorstellen om de interpellatie Franken toe te staan en het tijdstip van behandeling te bepalen op de volgende vergadering» De heer FRANKEN vindt het wel jammer dat, als de raad zou beslissen dat de interpellatie kan worden gehouden in de vergadering van hedenavond, dan van het college geen of nauwelijks een antwoord zou komen. Het college zal toch

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1973 | | pagina 187