6 de Stadspartij een mogelijkheid werd geschapen om daarop nog eens terug te komen en vandaar dat hij er helemaal geen bezwaar in zag om onder dat schrij ven ook zijn handtekening te plaatsen. Dat is dan als zodanig helemaal geen afwijking van het standpunt van het college. De VOORZITTER wil zich even excuseren dat hij een belangrijk punt van de heer Franken vergeten is n,l.of ook op een andere manier is getracht voor de Bergse industrieën een uitzonderingspositie te bereiken inzake de heffingen. Dat is in de provinciale staten geprobeerd door een van de leden van het collegede raad niet onbekend, die in de staten zitting heeft. Met een overweldigende meerderheid is dit echter op juridische gronden verworpen» Hijzelf heeft dus niet alleen het persoonlijk ongenoegen op de hals gekregen in de vergadering met rijk en provincie, ook de wethouder heeft in de staten het ongenoegen geriskeerd, om dit te bepleiten» De heer A J 'FRANKEN heeft daarstraks al gezegd, dat het in dit geval toch nakaarten is» Hij voelt er dan ook weinig voor om nog eens in alle details te gaan treden» Hij weet dat het college de onderhandelingen inderdaad vrij hard heeft gevoerd „Hij betreurt het toch wel en hoopt bij eventuele volgende gelegenheden dat anders te zullen ondervinden, dat de raad niet vroegtijdig over deze zaak is geïnformeerd» Aan het eind van zijn betoog in eerste termijn heeft hij gevraagd of het col lege het er mee eens kon zijn dat de raad van Bergen op Zoom nog eens te be stemder plaatse aandringt op een gelijkschakeling van heffingen» De VOORZITTER wil de heer Franken op zijn eerste opmerking wel enigszins gelijk geven» Misschien was het verstandiger geweest om, toen de tijd zo krap werd, het seniorenconvent tevoren in te lichten» Dan had men echter ook kunnen zeggen: moet daar nu zo maar ineens over gepraat worden» Misschien was het echter toch beter geweest» De situatie was er in feite wel niet door veranderd, want het zou een ver schil van een uur of anderhalf hebben uitgemaakt. Verder dacht hij dat het goed zou zijn als de raad van Bergen op Zoom zou uitspreken in een motie of dergelijke dat het in het algemeen belang is, dat de plannen die er zijn voor gelijkschakeling van heffingen voor veront reiniging met de meeste spoed worden bestudeerd en aan de kamer worden voorgelegd. Een uitzonderingspositie voor Bergen op Zoom zal echter nooit bepleit kunnen worden. De heer VAN HEYST zegt dat dat ook al lang tevoren in de staten is bepleit» Er werd daarbij opgemerkt dat, wat tevoren voor Bergen op Zoom een positieve vestigingsfactor was, n. 1het gemakkelijk lozen van afvalwater, nu werd om gebogen in een negatieve vestigingsfactor» Ondanks alles wat daar toen te voorschijn werd getoverd werd een amandement, waarvan hij de eerste onderte kenaar was, om wijziging in de heffings-verordening te krijgen, met grote meerderheid weggepoetst» De VOORZITTER dacht dat dit 2 verschillende zaken waren. Er is wel degelijk een plan in de maak om in heel Nederland alle hef fingen gelijk te schakelen» Het gaat er hier niet om - tenminste als hij de heer Franken goed beluis terd heeft - om Bergen op Zoom een uitzonderingspositie te geven boven alle andere plaatsen in west-brabantvallende onder dit waterschap, maar om bv» west-brabant niet achter te stellen bij b„v„ het Eemrgebied of een ander gebied waar de zaken wat gemakkelijker liggen. Dat is een landelijke aangelegenheid van een soort egalisatie van heffingen op verontreiniging over heel Nederland» Als de raad van Bergen op Zoom zou willen zeggen een aanbeveling te willen doen, om dit met de meeste spoed te bevorderen, dacht hij dit volkomen te kunnen onderschrijven. De heer A»J„FRANKEN zou even een kleine schorsing willen vragen om met de andere fractie-voorzitters over de tekst van een dergelijke motie te praten»

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1973 | | pagina 133