Dit alles speelde zich af op 50 juni 197"!» We zijn nu 9 maanden verder
en er is nog niets geboren. Daar worden we toch wel enigszins nerveus
van. Wat doen die overlegorganen van de beide regio's. Overlegorganen
die momenteel worden bevolkt door afgevaardigden van 18 colleges van
B.& W» "at voor garanties hebben wij als raadsleden, dat deze overleg
organen niet op dezelfde wijze ten onder gaan als destijds het V/EB, n.l.
door onderling geharrewar en gekrakeel van de zg,belanghebbenden.
Waarom vernemen de raadsleden niets over de voortgang van dit overleg.
Ik moet U zeggen dat langzamerhand bij ons de vraag gaat rijzen waarom
de raadsleden de besprekingen in deze overlegorganen aan de vertegen
woordigers van de colleges zouden moeten overlaten. Wij zouden ons best
kunnen voorstellen, dat - in navolging van een procedure die destijds
gespeeld heeft bij de herindeling van Breda-Hoord - de raadsleden van de
betrokken gemeenten het heft' in handen nemen. Misschien dat er dan
spoedig een accoord bereikt kan worden.
Wij willen snelle resultaten, want als deze zaak in 1972 niet definitief
van de grond komt, zal ze dat nooit komen. Kennelijk is de goede wil
toch niet sterk genoeg'aanwezig.
Het College van B..& W«.
Het feit dat wethouders gekozen moeten worden vanuit de raad (waar wij
principieel geen voorstanders van'zijn) is voorlopig een onwrikbaar
gegeven. Dat een eenmaal gekozen college 4 jaar lang in ongewijzigde
samenstelling door zou moeten blijven Tjerken, is gelukkig géén onwrik
baar gegeven. Wij hadden vorig jaar, en onze fractie stond daar-niet
alleen in, nog al wat bedenkingen tegen het functioneren van bepaalde
wethouders en het college als zodanig. Op dat moment gold echter het
excuus, dat men niet te veel kon verwachten van een college dat eerst
een half jaar operationeel was. Ha 1-j jaar mag men echter wel alles
verwachten. Zoals ik in onze inleiding reeds stelde, verkeert Bergen
op Zoom momenteel in een uiterst moeilijke periode van haar bestaan.
Dit onderkennende, behoren hoge eisen gesteld te worden aan raad en
college, tezamen zijnde het bestuur van deze gemeente. Wij mogen ons
gelukkig prijzen, dat de neer dan onverkwikkelijke toestanden, zoals die
destijds in de raad tussen de verschillende fracties/raadsleden beston
den, niet meer voorkomen. We mogen ons 'gelukkig prijzen, dat de samen
werking in de raad goed is en veelal gebaseerd is op "zaken doen".
Dit element van "zaken doen" vinden wij bij het, college echter te weinig
terug. Xlël bij de wethouder van financiën, grondbedrijf, sport- en jeugd
zaken en algeheel invaller voor de overige portefeuilles. Hoewel wij
wel eens op zakelijke gronden met hem van mening verschillen, hebben
wij respect voor de wijze waarop hij konsekwent zijn beleid tot uitvoering
brengt. Hij handelt vanuit een bepaalde visie en dat is een sterk punt.-
Die visie, dat inzicht in wat zou moeten gebeuren met deze gemeente
in deze moeilijke tijd, kunnen wij - en ik zeg het bepaald niet met
vreugde - bij het college als totaliteit niet geheel terug vinden.
In deze -stad hoort men steeds meer stemmen opgaan, als zou dit college
de 4 jaar van haar zittingperiode pas op de plaats maken. Er is niets
erger dan pas op de plaats maken. Het feit dat wij dit stellen komt
niet voort uit een soort oppositieopstelling. Wie ons de afgelopen
periode bezig heeft gezien en gehoord-, zal het net ons eens zijn dat
wij ons niet als "oppositie-om-de-oppositie" gedragen.
Deze opmerkingen worden geuit uit een diepe bezorgdheid, ook uit angst
dat deze gemeente ten aanzien van een aantal zaken pas op de plaats
naaktMo ge 1 ijk dat deze stemming- er ook de aanleiding van is, dat er
zich binnen het college polarisatieverschijnselen beginnen af te tekenen.-
Hier zal snel corrigerend gewerkt moeten x?orden, wil de situatie niet
desastreus worden.
Een ander aspect is de verdeling van de taken over de diverse wethou
ders/portefeuillehouders. Wij achten die verdeling niet evenwichtig en
waarschijnlijk voortspruitend uit de nog al uiteenlopende capaciteiten
van de verschillende wethouders.