15.
De heer BROOS wil opmerken, dat hij destijds eens een gesprek heeft gehad
met de oud-commandant van de "brandweer en dat deze hem toen mededeelde
met hetzelfde probleem "bezig te zijn geweest. Het plan werd toen echter
opgehouden in verhand met de plannen voor de oprichting van een regionale
brandweer. Hij zou dus nu wel graag willen Tieten of dit juist is en of dit
thans een rol heeft gespeeld. Voorts heeft hij dan kunnen opmerken, dat in
het rapport van de Rijkscommissie een beroepsbrandweer van 44 man wordt
geadviseerd, met daarnaast dan nog het vrijwilligerskorps. Dit vindt hij
voor een plaats als Bergen op Zoom dan nog al wat.
De heer WESTERHOE zou wel graag eens willen weten, welke vergoeding de
vrijwillige brandweer krijgt voor één keer uitrukken. Ook, wie de vergoe
ding daarvoor vaststelt en of dit naar landelijke normen gaat, of dat dit
door het College wordt gedaan. Voorts, wanneer deze normbepaling voor het
laatst herzien is. Hij heeft hierover namelijk onwaarschijnlijk lage bedragen
horen noemen.
De heer HELSLOOT blijft het een nare zaak vinden en hij gelooft, dat dit de
laatste tijd steeds aan het toenemen is, dat de Raad gesteld wordt voor
het feit om goedkeuring te verlenen aan deel-investeringen waarvan het
totale raamwerk aan de Raad nog onbekend is. Zonder de noodzaak van déze
investering te willen betwisten wil hij toch weten wat er allemaal nog
nd komt en in welk tijdsbestek. Als de voorzitter dan zei, de verantvioorde
lijkheid nö. niet meer te kunnen dragen moet hij zich to*h wel afvragen, hoe
die verantwoordelijkheid dan vroeger wel te dragen was,.
De VOORZITTER wil de heer Franken nog eens antwoorden, zoals hij ook al in
eerste termijn heeft gedaan, dat hij best genegen is het hele aspect van de
brandweer nog eens toe te lichten. Hij ka,n echter niet inzien dat de klei
ne aanvulling van de beroeps-kern hierop zou moeten wachten. Wat de ver
antwoordelijkheid betreft die de heer Helsloot aanhaalde, is het natuurlijk
altijd zo, dat die vraag altijd wel gesteld kan worden. Natuurlijk doet een
commando-wisseling hier ook wel iets aan. Als men echter meermalen met
een bepaald probleem wordt geconfronteerd, kan men dit toch zo maar niet
naast zich neerleggen. De verschillende investeringen voor de brandweer
hebben inderdaad wel eens gewacht op de komst van de regionale brandweer
en' de behoeften, die daaruit mede zouden ontstaan. De verantwoordelijkheid
blijft echter wel bestaan. Als voorbeeld zou hij de nieuwe brandweerladder
aan kunnen halen. Als een commandant zegt dat een ladder niet meer be
drijf szeker is, zit een on-deskundig College natuurlijk direct voor een
levensgroot probleem. Als zo'n ladder dan «p een ongelegen ogenblik zou
uitvallen staat men natuurlijk wel heel gek te kijken. Zo gauw het woord
"niet bedrijf szekernog maar gevallen is, zit men in de moeilijkheden en
moet men zich gaan afvragen wat er moet gebeuren. Als de heer Branken dan
zegt dat hij een totaal plan zou wensen, kan spreker zeggen, dat dit tota
le plan gemaakt zal gaan worden in het kader van de regionale brandweer.
Dit wordt dus inderdaad wel gemaakt en zal zeker te zijner tijd aan de Raad
worden voorgelegd. Daarnaast moet men dan toch echter wel zeggen, dat het
goed is dat nh enkele lacunes worden opgevuld. Eén zo'n lacune is nu aan
de vrde en hieruit zou de zekerheid kunnen worden vervuld, dat de eorste
wagen onmiddellijk zal kunnen uitrukken. Die zekerheid is er nu niet.
Daarnaast kan men dan nog wijzen op de vraag, «r-f nu een beroeps- of een
vrijwillige brandweer nodig is. In Roosendaal heeft men een beroepskern
van 14 mensen. Dit wil dan natuurlijk niet zeggen, dat Roosendaal een
beroepsbrandweer heeft. Die hehben hoofdzakelijk ook een vrijwillige brand
weer,
Iiier in Bergen op Zoom houdt men zich voornamelijk ook volledig vast aan
een vrijwillige brandweer. Een beroepskern van 8 mensen kan men niet gaan
zien als ©en probleem of er nu een beroeps- of een vrijwillige brandweer is.
Op de ijver en de deskundigheid van deze vrijwillige brandweer is absoluut
niets aan te merken, maar het chauffeursprobleem voor de eerste wagen is
een accuut probleem en moet dus accuut word'en opgelost. Hierin tracht
dit voorstel te voorzien. Wat de opmerking van de heer Westerhof over de
vergoedingen betreft, daarop kan hij antwoorden, dat deze vergoedingen