6
Als dus de Raad moet oordelen over het feit, of hetgeen de heer Yroom
in de commissie ruimtelijke ordening naar voren heeft gebracht, zinvol
is ja dan nee, dan moet daar een standpunt verwoord zijn op papier,
waaruit ieder Raadslid zal kunnen destilleren, wat er nu precies aar
de hand is. Hij meent, dat geen enkel Raadslid, niet zitting hebbend
in deze commissie, vanavond in staat is om na te gaan, wat de teneur
•was van het betoog van de heer Yroom. Dit vindt spreker een groot
manco. Als op deze manier commissie-vergaderingen moeten worden gehou
den, als op deze manier een commissie geacht wordt advies te geven
aan de Raad en aan B.& W.dan ziet hij het zeer somber in. Dat moet hij
dan wel eerlijk zeggen.
De heer HOPMANS wil wel respect hebben voor een bepaalde deskundig
heid van de heer Yroom, maar hij vraagt zich, met de voorzitter af, of
deze heef wel voldoende deskundigheid zal hebben als bioloog en als
chemicus
De heer HELSLOOT merkt op, dat dit tussen aanhalingstekens staat.
De heer HOPMANS zegt, dat hij zich wel graag deskundig wil laten voor
lichten, maar dan door dezelfde deskundige die ook het College heeft
voorgelicht. De Raad is volgens hem niet voldoende voorgelicht, om
vanavond een gezond oordeel te kunnen uitspreken.
De heer G0RRI3SEN dacht, dat het betoog van de heer Helsloot wel een
bepaalde inhoud heeft, maar dat deze zaak toch door deze heer wel^wat
wordt overtrokken. Het probleem van het gehele milieu is zo ingewik
keld, dat ook vanavond de heer Yroom echt niet aan de Raad duidelijk
zal kunnen maken, wat er allemaal aan de hand is» Hij kan dan ook niet
inzien, dat de bijdrage van deze heer vanavond de Raadsleden zo zal
kunnen voorlichten, dat zij kunnen inzien wat er allemaal aan de hand is.
Hij wil ook betwijfelen, of dit wel zin zal hebben. Het principe, wat de
heer Helsloot verdedigt, is misschien wel juist, maar spreker dacht,
dat men niet alleen theoretisch moet handelen, maar toch ook practisch.
Hij vraagt zich af wat er gaat gebeuren, als dit soort zaken op deze
manier zal Y/orden behandeld. Dan kunnen er nog wel meer milieu-deskun
digen" optreden en zullen daarover eindeloze debatten kunnen worden ge
voerd.
De heer BROOS vindt het een moeilijke kwestie. Hij zou willen vragen of
er geen mogelijkheid is om het punt terug te verwijzen naar de commis
sie
Mevrouw VLUG wil vragen, of het nu nog steeds gaat over de brief van
de heer Yroom en dus niet over de milieu-nota zelf.
De heer DE JAEGER meent goed te hebben verstaan, dat deze kwestie in de
commissie is geweest en dat daarin de meerderheid heeft beslist, dat zij
het niet eens waren met de heer Yroom.
De VOORZITTER zegt, dat dit weer een ander punt is. Het gaat er over,
of bepaalde 'meningen, die in de commissie zijn verkondigd, tot de Raad
doordringen. Wat de bewering van de heer Helsloot over de brief betreft,
moet hij toegeven, dat hier een omissie heeft plaatsgehad. Het past
spreker niet om te verklaren, hoe dit is kunnen ontstaan. Hijzelf" heeft
de brief ook gisteren pas gezien. Eerder had hij er wel over in de krant
- gelezen. Het is tegenwoordig gebruikelijk dat men brieven tegenwoordig
eerder in de krant kan lezen dan dat men ze op zijn bureau kan vinden.
Hij, en ook de gemeente-secretaris, hebben de bewuste brief dus giste
ren pas voor het eerst gezien» Ondanks dat, is het toch een omissie
van het College, dat de brief niet tijdig bij de stukken heeft gelegen.
Het gaat er echter thans om, wat de heer A/room nu precies wenst. Daar
om heeft spreker daarover die uiteenzetting van de mogelijkheden gege
ven. De heer Yroom heeft zelf Yfaarschijnlijk de moeilijkheden al voorvoeld
door op te merken, dat hij als niet-Raadslid toch aan de raadsdebatten
wil deelnemen. Daarom heeft hij ook gevonden, dat de Raad het recht zou
kunnen bedingen, om een eigen deskundige te horen.