11
Hij heeft geen antwoord, gehad op zijn vraag, of het College met hem van
mening isdat in een gedeelde deeltaak industrialisatie onvoldoende
rekening kan worden gehouden niet een gezonde ontwikkeling. Ook heeft
hij eenduidelijke toezegging gemist wat er nu met de beroemde maatschap
pij H.V.tot bevordering van Industrievestiging gaat gebeuren. Er werd
dinsdag door het college de indruk gewekt als zou de Raad niet begre
pen hebben wat de positie van het Noordland is ten aanzien van de in
dustrialisatieplannen. De voorzitter heeft zelf gesproken over een
noodkreet van zijn kant in oktober 1971. Op een VVD-vergadering van 4
oktober 1971 heeft wethouder I-Iar tel een uitspraak gedaan en ook een
in de pers van 20 november 1971* Vandaar zijn opmerking om te komen tot
concrete plannen, die niets aan duidelijkheid te wensen overlaten.
Komende bij de portefeuille van de heer Arnoysonder meer Bedrijven,
Haven en kermissen, zal het niemand verbazen, dat hij ten aanzien van
het kennisbeleid van deze wethouder weinig problemen heeft. Ook niet
ten aanzien van de Bedrijven. Als hij echter de wethouder j.l. dinsdag
heeft horen zeggen, dat het water van een uitstekende kwaliteit is,
snapt hij niet dat de wethouder de gehele avond appolinaris heeft zit
ten drinken. Het antwoord over de haven was ronduit onbevredigend.
Het feit of hij er al dan niet blij mee is of bepaalde agendapunten voor
een vergadering van de commissie haven wel of niet ge-agendeerd worden,
heeft op zich niets te maken met sprekers twijfel over het optimaal
functioneren van deze commissie. Er zijn toch moeilijkheden tussen de
oommissie en b.v. de werkgroep haven. Er zijn toch bepaalde zaken bui
ten de commissie ontwikkeld. Afgezien van het feit, of dit in deze si
tuatie terecht was of niet. Het is echter niet de gebruikelijke gang
van zaken bij een commissie, waarvan de leden in goede harmonie plegen
te werken voor in dit geval het wel, en hij vreest voornamelijk voor het
wee van de haven. Hij vindt het dan ook belangrijk, dat de wethouder in
2e termijn antwoord geeft op de vraag, of het niet beter is om de haven
commissie een bredere basis te geven. Hij vraagt of de wethouder er van
overtuigd is, dat er voldoende deskundigheid aanwezig is en of deskun
digheid van buiten Bergen op Zoom niet gewenst is, gezien onder meer
het feit, dat de voornaamste kritiek over het wel en wee van de haven
ook van buiten Bergen op Zoom afkomstig is.
Ten aanzien van de haven had hij in eerste termijn een 5-tal vragen ge
steld. Hij moet constateren, dat de eerste vraag niet beantv/oord is.
Op de tweede vraag, over de economische betekenis van de haven voor
West Brabant antwoordt de wethouder mets"Ik weet het niet". Dan moet
spreker wel zijn wenkbrauwen fronsen, want hij heeft de heer van Vianen
een aantal weken geleden horen zeggen, en die heeft dat zelfs ook nog
op papier gezet"Rechtstreeks is alleen het bedrijf -hij zal de naam niet
noemen - bij de overslag betrokken, maar in het algemeen strekt de eco
nomische betekenis zich uit tot geheel West Brabant". Zoek het dan maar
uit!. Als de wethouder dan misschien overweegt om het ETI in te scha
kelen, moet deze dat vooral niet doen, want dan zullen er hele reeksen
grafieken enzovoorts te voorschijn komen, maar weinig zinvols.
De VOORZITTER merkt op, dat het hier duidelijk wat ironie van de wethou
der betrof, hetgeen de heer Helsloot dan klaarblijkelijk niet heeft be
grepen.
De heer HELSLOOT zegt, dat hij het juist heel goed begrepen heeft-
De wethouder heeft eerst geantwoord mets ik weet het niet, en later
met: als men er prijs op stelt zal ik het ETI wel een rapport laten
maken.
De VOORZITTER zegt, dat dit nu juist het grapje was wat dan niet bij
de heer Helsloot is overgekomen.
De heer HELSLOOT vervolgt dan en zegt, dat zijn derde vraag wel beant
woord werd. De vierde vraagwerd slechts ten dele beantwoord. Als hij
vroeg of de breedte van de sluis toelaat, dat er ook nieuwbouw—ooasters
binnen kunnen komen, heeft de wethouder gezegd, dat de breedte door