i;s
Hill
21
zijn deze woningen dan geen eigendom van de gemeente, dan zou hier moge
lijk een taak kunnen liggen. We zouden dan echter moeten wachten op de
wijziging van de wet op de bejaardenoorden, waarvan het eindverslag in
de Tweede Kamer schriftelijk is uitgebracht in maart 1971, Mocht deze
wijziging van kracht worden, dan zal in elke gemeente een commissie moe
ten komen, ingesteld door de Raad, die mede toezicht krijgt op de bejaar
denoorden.
Ik zou nog op één punt willen wijzen. Door het ministerie van volkshuis
vesting en ruimtelijke ordening wordt een extra premie ingesteld van
400.- per jaar voor bejaardenwoningen die een huurprijs hebben beneden
een bepaald bedrag. Het resultaat wat we echter vandaag de dag moeten
constateren is, dat diverse particulieren er toe overgaan om tot exploi
tatie van bejaardenwoningen te komen, vanzelfsprekend om een bepaalde
reden5 maar dat heeft dan tevens tot gevolg dat, waar het hier een
zuiver zakelijke aangelegenheid betreft, wij als gemeente daarop weinig
invloed zullen kunnen uitoefenen, tenzij deze wetswijziging van kracht
wordt
De heer Dranken vindt een stelpost van f 470»000»~ voor sociale zorg
een groot bedrag. Ik ben dat met hem eens. Ik vindt dat echter helemaal
niet erg. Het zou wel eens zo kunnen zijn, dat dit bedrag in de loop van
het jaar wel eens groter zou kunnen worden. Want hoe ligt de situatie.
Bij elke tak van dienst, wanneer men daar met iets nieuws wil komen,
moet er een begroting worden opgesteld. Zelfs al is het een aangelegen
heid van nog geen 1000.-.
Bij sociale zaken wordt er practisch niets begroot. Men moet daar maar
afwachten voor hoeveel personen er een uitkering wordt aangevraagd.
Men moet afwachten in welke inrichtingen deze personen zullen worden
opgenomen en daarbij moeten we rekening houden met de bedragen, die deze
inrichtingen dan in overleg met het ministerie van economische zaken
mogen rekenen. Ten aanzien van de hoogte van het bedrag zijn er tussen
de heer Franken en mij nog wel wat verschillen. Ik kan het wel met de
heer Franken eens zijn als hij zegt, en ik wil hem dat gaarne toezeggen,
dat de gemeente en met name de dienst van sociale zaken geen melkkoe
is of mag worden.
Er zijn ook vragen gesteld naar aanleiding van de aanstelling van een
adjuneidirecteur. Ha een vol jaar als wethouder van sociale zaken werk
zaam te zijn, is door ondergetekende aan het College van B.& W, geadvi
seerd, om de dienst van sociale zaken een bredere basis te geven.
Ha afstoting van werkzaamheden die niet direct tot de dienst behoorden,
ik denk hier niet name aan de loonadministratie voor "De Leeuwenberg"
en na invoering van de betalingen via de giro, de bank, dan wel de
gemeente-ontvangerbleek, dat de dienst van sociale zaken voor het
merendeel belast was met de uitvoering van diverse sociale wetten en
regelingen. Daarnaast bleek, dat immateriële hulp, hetgeen niet direct
gepreciseerd kan worden, ook vanuit de dienst van sociale zaken gegeven
zal moeten worden. Vandaar de aanstelling van een adjunct-directeur,
die speciaal met deze im-materiële hulp belast zal worden. Het College
ziet de aanstelling van de adjunct-directeur, van wie vak-specialis
tische kennis en ervaring wordt geëist, als een centrale figuur in dit
beleid. Zijn taak zal zijn om in samenwerking met de directeur ten eerste
de doelstelling van de dienst van sociale zaken nader te formuleren.
Ten tweede- aan de immateriële dienstverlening gestalte te geven. Dit
komt enerzijds tot uiting in de noodzakelijke begeleiding van de ambte
naren die met deze taken zijn of worden belast en anderzijds door bestaan
de activiteiten in de particuliere sector te stimuleren en te coördi
neren. Vanzelfsprekend zal er een goede overlegsituatie net de genoemde
particulieren tot stand dienen te komen. Bij deze activiteiten zal hij
zich tevens op de hoogte dienen te houden van de ontwikkelingen op re
gionaal en nationaal niveau. De aanstelling van een adjunct-directeur
moet men zien als een stap in de richting van een ombouw van de dienst
van sociale zaken. Een ombouw die er dan in moge resulteren, dat wij in
de toekomst niet meer zullen spreken van een dienst van sociale zaken,
maar een dienst voor maatschappelijk welzijn en volksgezondheid.