iPH
üiNUUT
GEMEENTERAAD_™_BERGEN_OP ZOOM
TIERDE VERGADERING.
RAADSVERGADERING
d.d,
Beslissing:
ongewijzigd ygptge
stel
Donderdag 23 maart 1972, des - namiddags om 20.00 unit.
Voorzitter; de heer drsL.J.M.yan de Laar. jj par;;a|
Aanwezig; de dames T.M.M,Tideler-KilAVlug-Rui ter"" en 1' „"Sf
Gazendam en de heren P„A.Gorrissen, PJ.P.Dekkers
D.Leys, W.C.Franken, M.J, Franken, N.A.van Kaam, P.ftonftnans
H.M.M.Bloksir. M.C.Arnoys, W.Rikken, R.Helsloot, »?K.Hen
driks D.WesterhofV.C,A.Verhoeven, A.J,Franken, drs.M.J.
Bergerdrs.P.G.M.van Heyst, J.de Jaeger, P.J.Broos, dr.E.
G.HSrtel en D„ J. J.Nijpels
Secretaris: de heer P. J.W.Clarijswnd.
De VOOAZITTmR opent de vergadering met gebed en geeft vervolgens het
woord aan de heer Hërtel voor het afleggen van een korte verklaring.
De heer BARTEL zegt; "Mijnheer de Voorzitter, Er is onrust ontstaan over
een nota die ik aan B.& V» heb gericht. Mijn bedoeling was dat deze nota
intern zou blijven. Als dit gebeurd was had ik in B.& W. nader verklaard,
dat ik bepaalde bewoordingen betreur en niet de bedoeling heb gehad het
College van kwade trouw te beschuldigen. Hu echter, buiten mijn schuld,
de nota in feite toch openbaar is, wil ik dit ook in het openbaar zeggen,"
Daarna geeft de VOORZITTER het woord aan de heer van Heyst.
De heer VAN HEYST zegt; "Mijnheer de Voorzitter. Na de verklaring van
collega Hërtel heb ik, mede in acht nemend de wensen van Uw Raad, er
behoefte aan U mede te delen;
1. dat Let nooit in mijn bedoeling heeft gelegen de nota Hartel openbaar
te maken, om welke reden dan ook,
2. dat, nu de heer Hartel zich distanciëert van de toon van zijn nota,
voor mij de mogelijkheid weer geopend is mijn werk voort te zetten en
ik oen gaarne bereid weer collegiaal te her—beginnen.
Vervolgens zegt de VOORZITTER:
\Ik dacht, dames en heren, dat Uw stilzvrijgen even welsprekend is' als
een applaus
Dames en Heren, leden van de Raad,
Bij de beantwoording van de algemene politieke beschouwingen zal ik dan
beginnen als voorzitter van het College, maar vooral als portefeuille
houder van bepaalde zaken. Ik wil eerst een kort woord wijden aan hetgeen
de heer Helsloot heeft gezegd in de inleiding op zijn beschouwing: "Als
die planning of die investeringsschets van 400 miljoen ernst is, voelt
het gemeentebestuur zich dan niet volledig machteloos."
Die 400 miljoen waren ernst, in zoverre, dat die nooit zijn bedoeld ge
weest als een reëel investeringsplan, maar als een optelsom van wense
lijkheden zoals die in de burgerij zouden leven bij een stad van onze om
vang, om die wenselijkheden nu eens af te zetten tegen de reële mogelijk
heden die we hebben. We wisten dus van te voren dat dit niet kon. Maar
het was de bedoeling indertijd, om die discrepantie tussen wenselijkheden
en kostelijkheden duidelijk te maken.
Als de heer Helsloot nu zegt dat het gemeentebestuur zo veel dingen niet
kan doen die^het eigenlijk zou willen doen, dan wil ik hem daar graag vol
komen gelijk ingeven en ik moet volkomen toegeven, dat een gemeentebe
stuur in de huidige tijd door de centrale financiering, door de financi
ële armslag, niet in staat is om dat beleid te voeren dat het gemeente
bestuur in het belang van de burgerij acht. Dat is niet een zaak voor
ergen op Zoom alleen. Het is een zaak van alle Ned.erlandse gemeenten.
Ik blijf even buiten de politieke beoordeling van een dergelijk feit, maar
xk ben het met U^eens, dat wij in dit opzicht als gemeentelijk verantwoor-
e ijke toch wel iets brutaler zouden kunnen worden, omdat, zoals ook een