i26 FEB 1971 j
i®faasi«li la éo Mmdsv®rgêéêflmg
GEMEENTERAAD VAN BERGEN OP ZOOM
EERSTE VERGADERING
Vrijdag, 29 januari 1971des namiddags om 20.00 uur,
Voorzitter: de heer Drs. L.J.-M. van de Laar.
Aanwezig de dames V.M.M.Videler-KilJ,S.Elseman-Gazendam en A.Vlug-
Ruiter
de heren Ir .M C ArnoysP.A.Gorrissen, P.J „F.Dekkers, M.J.
Franken
Franken,
Hopmans
W.CFranken, V.C.A.Verhoeven, N.A. van Kaam. A.J,
J.de Jaeger, F.H.E.PassierDr.E.G.H.Hartel, P.
H.M.H.Bloks, Drs.M.J.Berger, P.J.Broos, D.Wester-
hof, R.Helsloot, D.Leijs, Drs.P.G.M. van Heijst, Drs.W.A.F.
Wilbers, D. JJ .Nijpels en W.Rikken.
Secretaris: de heer Mr. P.J.Pauwels,
De VOORZITTER opent de vergadering met gebed en spreekt vervolgens zijn
nieuwjaarsrede uit, welke als bijlage bij deze notulen is gevoegd.
Daarna stelt hij voor om in een besloten zitting over te gaan. De Raad
besluit hiertoe.
Na heropening van de openbare vergadering verzoekt de VOORZITTER om de
heer Andriessen binnen te leiden. Hij spreekt vervolgens de heer Andries-
sen als volgt toe:
„Mijnheer Andriessen, het is ongetwijfeld een merkwaardige gewaarwording
om hier in de Raad te zitten aan de tafel, die gewoonlijk gebruikt wordt
als stemtafel waar de beslissingen worden geteld. Dit heeft een bijzondere
reden, omdat het de enige manier was, die nog bedacht kon worden om op
enigszins waardige wijze een afscheid te bereiden.
Persoonlijk had ik liever een andere gelegenheid geschapen. Het is ons be
kend, dat dit om moeilijke redenen van huiselijke aard voor U niet mogelijk
was. Laat het U een kleine troost zijn, dat op ditzelfde moment in het
ziekenhuis in Rotterdam een bloemstuk van de gemeente bij Uw echtgenote
wordt binnengebracht.
Mijnheer Andriessen, U hebt deze gemeente lange jaren gediend. Ik heb geen
briefje meegebracht, waarop Uw bevorderingen in al die tijd en Uw neven
functies staan vermeld. We kennen elkaar te goed om elkaar op dit moment
op deze wijze voor de gek te houden. Heel in het kort, heel intens en van
harte gemeend wil Ik U hulde brengen voor het vele werk, dat U in stilte
voor Bergen op Zoom hebt gedaan. Het lijkt mij, deze stad kennende, een
haast bovenmenselijke opgave om in zijn eigen stad op deze voortreffelijke
wijze en op deze stille wijze politiedienst te vervullen. Het vergt een bij
na onmenselijke zelfverloochening wanneer men van zoveel genoegens en mo
gelijkheden om in deze stad werkelijk een menselijk, ruim en openlijk leven
te leiden, heeft moeten afzien om een politietaak, die een van de deli
caatste is, naar behoren te kunnen vervullen. Ik weet maar al te goed,
dat het een van Uw belangrijkste inzichten is geweest om het op deze ma
nier te doen en dat U daaraan heel veel van Uw persoonlijk genoegen hebt
geofferd om Uw taak te kunnen verrichten. De mens is nog niet uitgevonden,