30
de rand van het westelijk stadscentrum lijkt ons een fictie. Welke
grootwinkelbedrijven of andere zware tegengewèchten zouden daar dan
wel een vestigingsplaats moeten krijgen?
Anderzijds blijft het duidelijk dat zonder nieuwe impulsen Bergen op Zoom
als verzorgingscentrum verder achter zal raken op onze stedelijke
oosterbuur en daardoor zou een absoluut verval van het winkelbestand
te vrezen, zijn.
Een juiste planning in de realisering van bestaande en nog te maken
bestemmingsplannen (zoals o.a. dat voor het terrein waarop de Wilhel-
minakazerne staat) is het minste waar om gevraagd kan worden. Maar
ook in dat geval blijft bij een niet doorgaan van het plan Parade het
feit, dat het winkelbestand in het Bergse centrum voor een groot deel
zijn regionaal-verzorgde functie verlies en terugvalt op een plaatse-
lijk-verzorgendeDit is slechts dan niet rampzalig (maar wel betreurens
waardig) wanneer het aantal te verzorgen inwoners ook qua koopkracht
niet veel minder zal zijn dan het huidige koperspotentieel. Daarbij komt
dan nog, dat de factor tijd in deze zaak ook een grote rol speelt. De
zaken in de binnenstad kunnen geen jaren wachten op de nieuwe inwoners.
En wat dat betreft valt niet te verwachten dat de groeicijfers van het
inwonersaantal op korte termijn spectaculaire vormen gaan aannemen.
Het begint te lijken op een onmogelijk' te maken keuze:
het plan "Parade" in zijn huidige vorm kan wel of niet worden geaccep
teerd, maar in beide gevallen zal er een kwijnende detailhandel in het
hart van de binnenstad ontstaan!
Wij zouden graag van het College willen horen of deze zienswijze inder
daad juist is, of dat er door ons toch andere meer hoopgevende aspecten
in deze problematiek over het hoofd zijn gezien. Zitten er bijvoorbeeld
kansen in het alternatieve plan "Parade" zoals dat door de winkeliers
in de binnenstad is ontwikkeld?
Wat "Meilust" betreft wil ik me hier beperken tot een vraag die ge
steld is bij de begrotingsbehandeling in de afdelingen, nl. of er mo
gelijkheden zijn om in deze gemeente tot experimentele woningbouw te
komen.
Het College heeft deze vraag (nr, 21als volgt beantwoord:
„Het bestemmingsplan "Meilust" biedt de mogelijkheid tot bouw van
woningen die opgezet worden in overleg tussen architect en stede-
bouwkundige. Of bouwondernemers genegen zullen zijn tot experimen
tele woningbouw over te gaan, is onseuiteraard nog niet bekend".
Wij willen nadrukkelijk vaststellen, dat het plan "Meilust" er in grote
lijnen bijzonder aantrekkelijk uitziet. Maar daar moet dan meteen aan
toegevoegd worden dat het definitieve karakter van die wijk pas beoor
deeld kan worden als alles er staat. En wanneer dan in bijv. de woning
wetsector weer wordt volstaan met het minimum aan architectonische
schoonheid dan is het opnieuw zo, dat wat op papier zo fraai lijkt,
in werkelijkheid zwaar tegenvalt.
Wij weten even goed als ieder ander dat de problemen in de woningbouw
levensgroot zijn en dat de hoge Douwkosten in bijzonder veel gevallen de
beslissende dreun op het hoofd van idealisten is, maar er blijven 2
zekerheden overeind staan:
1 dat de door het Eijk gesubsidieerde experimentele woningbouw in
diverse plaatsen xran ons land mogelijk is; en
2. dat het wonen in de tegenwoordige woningwetwoningen vaak allesbe
halve het levensgeluk bevordert, nog afgezien van de woonwoestijnen
die thans op veel plaatsen, ook in deze stad, ontstaan en die het
aanzien van een wijk tot een betreurenswaardig niveau verlagen en
het groeien van een wijkleven al in de kiem frustreren.
Met klem willen wij er dan ook voor pleiten dat het College in deze
zich eens duidelijker laat noren bij de besprekingen over welke archi
tecten en welke bouwondernemers "Meilust" moeten gaan realiseren.