28
De heer PASSIER spreekt de volgende rede uit;
„Mijnheer de Voorzitter,
Wij zijn bezig met de eerste algemene beschouwingen in de zittingeperiode
van deze Raad. Ook beschikken wij -anders dan vorig jaar- over Uw Nieuw
jaarsrede en de daarbij gevoegde bijlagen, en uiteraard over de antivoorden
van het College op de vragen, die gesteld zijn tijdens het begrotings-
onderzoek in de k afdelingen van deze Raad. Deze feiten zullen de in
houd van onze bijdrage grotendeels bepalen, waarbij voorop gesteld wordt,
dat ik me zal besperken tot enkele hoofdzaken.
Om te beginnen zou ik de aandacht willen vestigen op enkele aspecten
van het democratiseringsproces in het poltiek bedrijf. Een proces, dat
op gang lijkt te komen in deze gemeente, maar waarvan nog lang niet
vast staat dat het zal uitlopen in een structuur, die door de voor
standers van meer openheid en inspraak in het bestuur gewenst wordt.
Er zijn een aantal syrnptonen, die erop duiden dat onder andere het Col
lege van B. en W. niet staat te trappelen om tot snelle verbeteringen
van het democratisch systeem in onze gemeente te komen. Ik wijs op het
ongelukkig manoeuvreren bij de tot standkoming en presentatie van het
plan "Parade", op de geïrriteerde reactie op de activiteiten van W.I.M.
(Werkgroep Inspraak Meilust) en op de manier waarop de nota van de Com
missie ad hoe ter bestudering en uitwerking van de motie-Wilbers wordt
benaderd. Al rond de jaarwisseling is deze nota over de openbaarheid
van commissievergaderingen en de uitbreiding van de commissies met
niet-raadsleden aan het College toegezonden. Pas eind deze maand zal
de nota op de agende van de Raadsvergadering staan en voor zover nu
bekend, zal daarbij een pre-advies van het College over deze nota ont
breken. Waaruit geconcludeerd mag worden, dat het College een afwachten
de houding aanneemt zonder een eigen positieve inbreng te willen le
veren aan de discussies.
Wat de Werkgroep Inspraak Meilust betreft zij nog het volgende opge
merkt
De leden van de Commissie Ruimtelijke Ordening hebben een dezer dagen
copieën gekregen van een brief, die deze werkgroep aan het College
gezonden heeft en van het schriftelijk antwoord van het College hierop.
Wie de concrete vragen en de ontmoedigend vage reacties van het Col
lege leest, moet nog bewondering opbrengen voor het feit, dat deze
werkgroep de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening te hulp roept.
We hebben hier te maken met een groep mensen, die zich serieus wil
bezig houden met de bestudering van het plan "Meilust" en die het da
gelijks bestuur van de gemeente vraagt op welke punten dit plan voor
wijziging vatbaar is, zonder dat de realisering van het plan daardoor
in gevaar wordt gebracht.
Een wat enthousiastere benadering van een dergelijke werkgroep zou het
College niet misstaan. Wij vragen ons overigens af, in hoeverre de
Wethouder voor Ruimtelijke Ordening bij de beantwoording van het schrij
ven van de werkgroep betrokken is geweest en of hij bereid is om op
korte termijn een bijeenkomst te beleggen tijdens welke de werkgroep en
de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening van gedachten kunnen wisse
len over de wensen en vragen die bij de werkgroep leven.
Ten aanzien van alle gememoreerde feiten, geldt, dat een College dat
in zijn geheel of grotendeels de behoefte aan een snelle democratisering
van het gemeentelijk bestuur voelt, zich anders zou hebben gedragen.
Ook wat betreft de interne democratisering, nl. op het vlak van de ver
houding tussen enerzijds het College en het ambtelijk apparaat en ander
zijds de Raadsleden, kan er nog het nodige verbeterd worden. Er zou al
heel wat bereikt zijn als niet-ambtelijke beleidsadviezen, nota's, rap
porten ed., die al of niet gevraagd worden uitgebracht of toegezonden
aan het College van B. en W. zo snel mogelijk naar de Raadsleden worden
doorgespeeld. Zoals, zij het wat laat, gebeurd is met het verslag over
het woningmarktonderzoek.
Ik kom nu aan een volgend onderwerp, dat naar onze mening bij deze be
schouwingen aan de orde gesteld moet worden. In Uw Nieuwjaarstoespraak