16
De heer NIJPELS vindt het een heel onplezierige zaak. Hij vraagt wat
het College doet wanneer de heer de Veth toch begint zonder de ver
eiste vergunningeno
De heer HaRTEL antwoordt, dat hij achter de woorden van de heren Goris-
sen en A.J.Franken kan staan. Het is een uiterst moeilijke zaak. De kern
van de zaak is dat de Veth gekocht heeft zonder dat hij wist, dat de be
stemming, die hij aan de kerk wilde geven, goedgekeurd zou worden. Hij
wist eigenlijk, dat die bestemming niet goedgekeurd zou worden. Hij meent,
dat de schuld bij de Veth ligt, omdat die te vlug is geweest. Vlugger
dan de heer van Sprundel en hij heeft zodoende bij wijze van spreken een
kuil gegraven voor een ander waar hij nu zelf is in gevallen. De heer
de Veth zijn de planologische bezwaren ter ore gekomen en pas op 9 juli
1970 - dus daarna - bericht gegeven, dat hij de kerk had gekocht.
Het beeld, dat de voormalige Pauluskerk thans biedt, is droevig en dat
is te betreuren. Ook al zouden de heren de Veth en van Sprundel tot
een regeling komen dan nog moet bezien worden of een wijziging van de
planologische bestemming mogelijk is. Hij kan zich voorstellen, dat het
vorige College en de vorige Raad zich niet zonder meer konden verenigen
met het feit, dat in een kerk een supermarkt wordt gevestigd. Dit is
wel een zeer grote bestemmingsverandering. Voorts zijn er nog al wat
winkels in de buurt.
Het gebouw heeft bovendien een vrij excentrische ligging. Er is een rap
port uitgebracht door het C.I.M.K., dat niet al te enthousiast is over
de vestiging van een supermarkt ter plaatse. Hij kan zich voorstellen,
dat ook dit een pünt van overweging is geweest bij het beslissing ten
aanzien van de bestemmingswijziging
De heer M.FRANKEN zegt geen concreet antwoord op zijn vragen te hebben
gekregen, Hij heeft gevraagd of de gemeente op de genoemde data wist of
de kerk verkocht was, wat de huidige bestemming van de grond is, wat
het bestuderen van het bestemmingsplan heeft opgeleverd, hoe,men staat
tegenover de subsidie van ruim 30.000,-- aan het kerkbestuur en hoe
de procedure is van het eventueel opheffen van de planologische bezivaren,
die overigens niet uit de verf zijn gekomen. Graag zou hij ingelicht worden
over de juridische aspecten van een eventueel alternatief» De heer de
Veth heeft gekocht ondanks de waarschuwingen van het kerkbestuur. De
heer van Sprundel is op de vergadering geweest van sprekers fractie en
heeft enige inlichtingen verstrekt. Er zijn nog meerder zaken in die om
geving.
Er zitten 6 winkeliers in gemeente-panden en er is een aantal winkeliers,
dat in eigen panden handel drijft» Als de heer de Veth de nodige vergun
ningen krijgt dan zullen deze winkeliers moeten aankloppen bij de pastorie,
maar dan de pastorie van St. Joseph.
De heer PASSIER heeft nog geen antwoord gekregen op de vraag wat nu eigen
lijk de planologische bezwaren zijn, waarover op augustus 1970 gesproken
is» De heer van Sprundel heeft de zaken wel heel netjes aangepakt, maar
als men een College tegenover zich vindt, dat een zigzagkoers vaart dan
is dat meestal toch niet de aangexwezen weg. Op 8 g.9-nu&ri 1969 antwoordde
het College aan de heer van Sprundel, dat het niet bereid was mede te
werken aan de vestiging van een supermarkt in de kerk. Naar aanleiding
hiervan besloot van Sprundel terecht om de zaak maar niet te kopen. Op
1 juli 1970 volgt er een brief van het College, waarin gevraagd wordt
wat men wil doen met de aanpalende grond als de planologische bezwaren
zouden worden opgeheven. Gevraagd wordt of men die wil kopen of niet
en het College komt in feite terug op het ingekomen standpunt en sugge
reert, dat vestiging van een supermarkt misschien toch wel mogelijk is.