1*f De heer BROOS had al een vermoeden, dat er over deze kwestie enkele vragen gesteld zouden worden. Ook hij heeft hieromtrent nog wel iets te vragen. Het gaat om een zakelijke vestiging en dan komt men ook met belangen van andere mensen in aanraking. Hij verneemt graag of er ex ploitatiemogelijkheden zijn voor de grond, die om het gebouw ligt en of hieromtrent door Burgemeester en Wethouders al onderhandelingen zijn gevoerdHij vraagt wat hierbij een rol heeft gespeeld en of dit in de toekomst ook met andere gegadigden kan geschieden. Hij denkt aan de vestiging van een bezinestationof eventueel andere objecten. Volgens spreker liggen daar andere mogelijkheden en misschien kunnen die een rol spelen bij de totstandkoming van een definitieve voorziening. De heer A.FRANKEN betoogt, dat het beeld dat de voormalige Paulus-kerk momenteel biedt, meer dan droevig en bepaald ergerlijk is. Dit is een punt waaraan niet voorbijgegaan kan worden als thans het schrijven van de heer van Hengel inzake de eventuele vestiging van een supermarkt in deze voormalig kerk behandeld wordt. Naar hij meent te weten hebben alle Raadsleden een schrijven ontvangen van de heer van Hengel en ook van de heer van Sprundel. Heel de onver kwikkelijke zaak rondom de aankoop van de kerk, misschien kan beter ge zegd worden rondom de uiteindelijke bestemming van de kerk, is reeds°be- kend Zijn fractie meent zich te moeten beperken tot de huidige feitelijke si tuatie, waarbij niet kan worden voorbijgegaan aan enkele belangrijke punten welke rondom de aankoop van deze kerk hebben gespeeld. Hij zou dan ook de volgende punten willen stellen: 1. de heer van Sprundel is een van de eersten geweest, zo niet de eerste, die gevraagd heeft om de kerk te mogen kopen om daar een supermarkt in te vestigen. Dit is hem geweigerd. 2. de heer de Veth heeft de kerk gekocht, beslist goed wetende dat de gemeente hem geen toestemming zou geven voor vestiging van een super markt. Door toch te kopen, wordt de gemeente in een dwangpositie ge zet, hetgeen maar moeilijk geaccepteerd kan worden. Er zijn inderdaad planologische bezwaren, maar de grond rondom de kerk is van de ge meente en dat zou toch ook geregeld moeten worden. 3» indien aan de heer de Veth een vergunning zou worden gegeven zou dit ongetwijfeld het einde betekenen van de zaak van de heet van Sprundel, die nota bene de eerste aanvrager was en aan wie de vergunning werd geweigerd. Zijn fractie zou gaarne uit de impasse willen komen. Hij vindt, dat een wijk beslist een supermarkt mag hebben, al rijst de vraag of deze wijk niet te klein is. Hij vindt ook, dat het hoog tijd wordt, dat er een einde komt aan het trieste beeld wat dit gebouw aan deze wijk geeft. Maar er kan ook niet voorbij worden gegaan aan het feit, dat een dwingende koper ten koste van een ander bevoordeeld zou worden, een ander die net jes is geweest en die beslist zijn zaak zou zien verdwijnen. Zijn fractie meent dan ook, dat vanavond maar moeilijk tot een beslissing kan worden gekomen. Hij meent echter wel de heren de Veth en van Sprundel dringend te moeten adviseren eens te trachten met elkaar tot een over eenkomst te komen. Hij realiseert zich, dat dit niet de taak van de Raad noch die van het College is, maar spreker hoopt dat beide heren morgen dit advies in de krant zullen lezen. Dit advies houdt niet in, dat dan ook de planologische bezwaren en an dere zaken bij voorbaat al geregeld zijn. Maar een overeenkomst tussen beide heren zou de weg ongetwijfeld vergemakkelijken, een weg die het College min of meer in haar schrijven van 1 juli 1970 heeft aangewezen.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1971 | | pagina 21