12
Ten aanzien van het benoemen van niet-Raadsleden in de commissies is
hij het volledig eens. Hij wenst, dat de Raad als college werkelijk mee
bestuur! en hij ziet daartoe geen mogelijkheden wanneer punt 3 van het
prae -advies wordt gehandhaafd. Het feit, dat de commissie' geen gelegen
heid heeft om deskundigen aan te trekken zonder uitdrukkelijke toestem
ming van Burgemeester en Wethouders lijkt hem volstrekt onjuist. Hij kan
zich voorstellen, dat de Raad daarover beslist. Hij vindt het belache
lijk, dat wanneer de meerderheid van een commissie een deskundige wil
horen Burgemeester en Wethouders dit kunnen tegenhouden. Hij meent, dat
de Raad daarover zou moeten beslissen. Dat lijkt hem zo reëel als het
maar zijn kan. Meer wil hij in eerste termijn niet zeggen.
De heer PASSIER zegt, dat hetgeen in het prae-advies is opgenomen om
trent de openbaarheid heel wat lijkt. Door de beperkingen, die er door
het College in zijn aangebracht wordt deze aangelegenheid tot een niets
zeggend geheel teruggebracht.
De zinsnede met betrekking tot de toegezonden agendapunten vindt hij
zonder meer flauwe kul. Hij verwacht, dat op de agenda's een zeer be
perkt aantal punten zullen worden opgenomen die zeer onbelangrijk zullen
zijn, terwijl ook de rondvraag niet openbaar zal zijn.
Met betrekking tot het houden van besloten vergaderingen en de beslis
singsbevoegdheid in deze van de Wethouderishij van mening, dat in de
practïjk de commissies in de besluitvorming een zeer belangrijke rol
spelen en als zodanig in feite de Raad niet alle functies en bevoegd
heden ontnemen, maar toch wel heel wat.
Hij vindt het in dit verband gezien logisch, dat de bepalingen die voor
de Gemeenteraad gelden met betrekking tot de openbaarheid van de ver
gaderingen ook van toepassing zijn op de commissievergaderingen. Dit
wordt ook in het prae-advies gesteld waar wordt gezegd, dat de open
baarheid van de commissies overeenkomstig die van de Raadsvergaderingen
is, hetgeen o.a. inhoudt, dat het publiek niet aan de discussies mag
deelnemen
Dit houdt zijns inziens ook in, dat het tot de bevoegdheid van de com
missies behoort om te beoordelen en te beslissen of vergaderingen be
sloten gehouden worden»
Dat de voorzitter de vergadering een besloten karakter moet kunnen ge
ven is volgens spreker helemaal in strijd met artikel ^9 en artikel 6^,
lid 2 van de gemeentewet
Ook omtrent de benoeming van niet-Raadsleden in de commissies is hij
niet erg hoopvol gestemd.
Een meer autoritaire uitlating met betrekking tot de benoeming van eigen
deskundigen, dan de toevoeging "tenzij met onze toestemming" valt nauwe
lijks te bedenken.
Hij vindt, wanneer de Raad een aan de democratische normen voldoend tegen
spel moet bieden, dat diezelfde Raad dan in staat moet zijn om deskundi
gen te benoemen. Deze mogen van spreker gerust tegen elkaar uitgespeeld
worden. Hij ziet daarin helemaal geen bezwaar, integendeel zelfs, het
democratisch functioneren van de Raad wordt er door bevorderd.
Voorts zou hij willen vragen, hoe de openbaarheid van de commissieverga
deringen in de maand maart publiekelijk bekend gemaakt wordt.
Hij stelt vast, dat het gehele stuk een geest ademt, die een gebrek aan
vertrouwen in de Raad bij het College doet veronderstellen.
De heer GORRISSEN constateert, dat in de discussies het minste tijd is
besteed aan datgene wat hoofdzaak is, namelijk de openbaarheid van de ver
gaderingen. In grote lijnen is 'men daar het wel over eens en ook met