11 De heer A.J.FRANKEN heeft zojuist al aangetoond, dat de openbaarheid van de commissievergaderingen niet overeenkomstig die van de Raads vergaderingen is. De meerderheid van de Raad beslist of een vergade ring besloten blijft, terwijl zoals voorgesteld bij de commissie dat niet zo is, want één figuur kan zeggen, dat hij het niet wenst en heeft een soort vetorecht. Hij is het daar volstrekt niet mee eens. Ten aanzien van het sluiten van de deuren gaat het College accoord met het voorstel van de commissie ad hoe Hij kan zich niet voorstellen, dat men dit prae-advies durft te komen als 22 Raadsleden voor de motie hebben gestemd. De heer Leijs heeft niet aan de stemming deelgenomen en die staat er dus even buiten. Maar misschien zit het in de laatste alinea, waarin wederom op tijdsge brek wordt gewezen. Daardoor is het misschien enigszins te verontschul digen. De meerderheid van de commissie ad hoe heeft geaccepteerd, dat wanneer een wethouder een commissievergadering besloten wil maken hij daartoe het recht heeft. Hij is het daarmede eens. De wethouder kan be paalde mededelingen doen, die deze in een besloten vergadering wenst te doen. Wanneer de vergadering voortgaat en bepaalde punten aan de orde komen waarvan de wethouder zegt, dat die ook besloten behandeld moeten worden en wanneer de commissie het daar dan niet mee eens is, dan moet de meerderheid van de commissie de mogelijkheid hebben om de vergadering weer openbaar te maken. Dat is zijn standpunt, niet het verhinderen, dat een wethouder in een besloten vergadering mededelingen doet of bepaalde zaken toch even aan de orde wil stellen. Hij wil wel verhinderen, dat de wethouder als enige tegenover de rest van de commissie op een besloten zitting blijft staan. De commissie heeft niet meer de mogelijkheid om te stellen, dat de vergadering openbaar moet worden. Hij vindt dat hier een stukje dictatuur is ingebouwd en een stukje schijn- democratie tot stand wordt gebracht. Men heeft iel eens gesproken over kretologie, maar dit prae-advies is in verhouding tot de motie en het rapport van de commissie ad hoe een stukje schijndemocratie Men wil de indruk wekken, dat in Bergen op Zoom iets groots staat te gebeuren ten aanzien van de inspraak van de bevolking, maar het is flut. Zijn conclusie is, dat het prae-advies volstrekt in strijd is met de be doeling van zijn motie. Hij wenst niets met dit prae-advies te maken te hebben en hij eist, als dit gehandhaafd wordt, dat in de stukken nooit meer gesproken wordt over de uitwerking van de motie Wilbers. Hij vindt dit een aantasting van zijn goede naam. Nogmaals alle macht komt in handen van een bestuurder, dat staat er en dat is keihard vastgelegd. De minderheid van de commissie ad hoe zit toch wel in een bijzondere hoek, omdat de heer Leijs niet over de motie gestemd heeft en de zeer uitgebreide argumentatie van de motie niet heeft gehoord en de heer Broos is consequent geweest, want hij heeft tegen de motie gestemd en dan mag men niet verwachten, dat hij in de commissie ad hoe aan openbaar heid zou meewerken. De heer Broos is consequent geweest, maar dat be tekent niet dat zijn mening de opvatting van de commissie is. Afgezien van de vaak positieve inbreng van de heer Broos in de commissie ad hoe meent spreker, dat als er iemand niet in die commissie had mogen zitten het de heer Broos was, die tegen de motie heeft gestemd. De gehele Raad heeft de argumentatie en toelichting op zijn motie gehoord. Daarna, dus toen de bedoeling van de motie bekend was, hebben 22 Raads leden voor gestemd. Als de Raad nu dit prae-advies zou accepteren dan heeft men de indieners van de motie en de Bergse Bevolking in wezen een rad voor de ogen gedraaid, want dit prae-advies is volstrekt in strijd met de geest van de motie en de inhoud daarvan.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1971 | | pagina 193