6 De VOORZITTER antwoordt, dat voor ieder perceel in principe straatbe lasting is verschuldigd» De afwijzing geschiedt niet alleen op formele gronden In de aangehaalde artikelen van de verordening treft men eigenlijk de grond voor afwijzing aan. Voor eigendommen, die aan openbare land- of waterwegen grenzen of in de onmiddellijke nabijheid daarvan liggen of daarop uitgang hebben is straatbelasting verschuldigd. De onderhavige gronden liggen in de onmiddellijke nabijheid van openbare wegen en daar om is de eigenaar belastingplichtig. Betrokkene zal in voorgaande jaren ongetwijfeld betaald hebben, want anders was dit probleem reeds eerder in de Raad aan de orde geweest. Mevrouw VLUG merkt op, dat de dienst van gemeentewerken heeft geschre ven, dat de gemeente geen belang heeft bij overname van de onderhouds plicht» Die man moet de weg, waar -ook anderen over heengaan, zelf onderhouden» Zij vindt, dat hij dubbel wordt belast. De VOORZITTER antwoordt, dat in principe,van ieder perceel straatbe lasting geheven wordt en dat er uitzonderlijke omstandigheden aanwezig moeten zijn om daar van ontheven te worden. Deze man maakt ook gebruik van de wel bij de gemeente in onderhoud zijnde wegen» De heer PASSIER vraagt wat een openbare weg is en of die ook kan ont staan doordat men er mensen overheen laat gaan. De VOORZITTER zegt, dat hij geen jurist is. Als deze weg openbaar is in de zin van de Wegenwet dan mag iedereen daarvan gebruik maken. De weg is dan ook openbaar in de zin van de verordening op de straatbelasting. De heer PASSIER meent, dat betrokkene dreigt met afsluiting van de weg» De VOORZITTER antwoordt, dat als gedurende een bepaalde tijd iedereen van die weg gebruik maakt, daardoor rechten kunnen ontstaan en de weg openbaar wordt» Hij ziet geen juridische gronden, waarop reclamant dit zou kunnen terugdraaien. Met betrekking tot punt ij. vraagt de heer HELSLOOT of het gemeentebe stuur bij haar mening blijft, dat uitstel of vertraging van de realisering van het plan "Parade" desastreuze gevolgen zal hebben voor de gehele ontwikkeling van de stad en waarom de Commissie voor de Ruimtelijke Or dening in deze zaak nog niet is gekend. De heer BROOS merkt op, dat in het perscommuniqué over het gesprek met St. Olof op 16 februari gesproken wordt over het gemeentebestuur. Tot het gemeentebestuur moet naar zijn mening ook de Raad worden gere kend en die moet dan ook op de hoogte zijn van vertrouwelijke besprekingen, temeer daar deze zaak in de toekomst nog wel meer aan de orde zal komen. De VOORZITTER zegt, dat het gemeentebestuur in het ene geval de Raad kan zijn, in het andere geval Burgemeester en Wethouders en soms ook de Burgemeester Zuiver formeel gesteld is in het perscommuniqué bedoeld het College van Burgemeester en Wethouders. Men moet het gesprek zien als een ge- dachtenwisseling tussen St. Olof en Burgemeester en Wethouders, waarin van beide kanten openhartig gesproken is. Hij dacht, dat het op dit mo ment nog niet op zijn weg lag om over dat gesprek uit te wijden.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1971 | | pagina 188