31
Deze zei toen, dat men heel ver geslaagd zou zijn wanne er men het in een perio
de van 4 jaar voor elkaar kon krijgen om de hele situatie op het woonwagenkamp
radicaal te wijzigen.
Aangaande de Stichting de leeuwenberg,nog steeds een particuliere Stichting,
kan hij meedelen, dat in samenwerking met de stichtingen in Roosendaal en Ruc-
phen gestreefd wordt om te komen tot een zogenaamd schap. Er wordt dus getracht
een publiekrechtelijk lichaam te creëren.
Een probleem hierbij vormt de overheveling van 2 plantsoenarbeiders, die thans
in dienst zijn van de gemeente Bergen op Zoom. Indien het schap binnen afzien
bare tijd verwezenlijkt zou kunnen worden, dan is de rechtspositie van deze 2
mensen natuurlijk veel beter verzekerd.
Op het punt van de Stedelijke Raad is beweerd, dat de wethouder geen beleid zou
hebben. Hij meent de vorige avond gezegd te hebben, dat ook de Stedelijke Raad
voor Maatschappelijk Opbouwwerk nog geen duidelijk beleid ziet. Juist daarom is
de heer Kuipers van het Provinciaal Opbouworgaan uitgenodigd om deze materie
nog eens duidelijk uiteen te zetten en mogelijkheden aan te geven waarlangs een
bepaalde Raad, hetzij stedelijk, hetzij regionaal, kan gaan werken.
Met betrekking tot de brief uit Bergen-Oost heeft de heer Passier gezegd, dat
de wethouder zich heeft gedragen als een gebeten hond. Hij kan hier tegenover
stellen, dat ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is. Er zijn ook wel Raadsle
den, die zich af en toe gedragen als een Officier van Justitie en maar aankla
gen als ze daar zin in hebben. Natuurlijk heeft ook hij de brief uit Bergen-Oost
gelezen. Mede gezien de ondertekening verwondert het hem, dat men deze brief
geschreven heeft. Een van de ondertekenaars is nog bij hem aan huis geweest om
te vragen op welke wijze het best gehandeld kon worden om de brief op de snel
ste wijze behandeld te krijgen door het gemeentebestuur. Daarbij is gewezen op de
manier, waarop een dergelijke brief door de wijk Zeekant/'t Fort is behandeld.
Als men dan toch een totaal andere methode wil volgen is men daar vrij in, maar
dat neemt toch niet weg, dat hij dan ten aanzien van deze afwijkende methode het
zijne mag zeggen.
Als men in de beginfase met elkaar goed overlegt is de mogelijkheid om gemakke
lijk tot elkaar te komen het grootst.
De heer PASSIER vraagt of de wethouder bereid is om op korte termijn met de be
treffende groep een gesprek aan te binden.
De heer VAN KAAM antwoordt,dat dit zal afhangen van de Raad, want daaraan is
de brief gericht. Is de brief in de Raad behandeld en wordt aan het College de
opdracht gegeven om te gaan onderhandelen, dan zal zulks gebeuren. Maar dit
zal eerst afgewacht moeten worden.
De heer PASSIER zegt, dat de wethouder formeel niet juist handelt. De brief is
niet gericht aan de Raad, maar aan de leden van de Raad. En dit maakt volgens
hem toch wel een duidelijk verschil. De wethouder laat zijn standpunt afhangen
van de te volgen procedure en spreker dacht, dat de onderhavige brief gezien
de adressering niet zonder' meer op de" raadsagenda zal worden geplaatst.
De heer VAN KAAM zou de vraag willen stellen als de brief niet op de raads
agenda behoeft te komen, welk lid van de Raad dan het contact moet gaan leggen.
De heer PASSIER meent, dat dit normaliter de wethouder van Sociale Zaken moet
zijn.
De heer VAN KAAM zegt toe ervoor te zorgen, dat de brief in de vergadering van
Burgemeester en Wethouders aan de orde zal worden gesteld en dat men over de
uitslag van het beraad in het College antwoord zal krijgen.
Tot slot wil hij even ingaan op hetgeen de heer De Jaeger heeft gesteld met be
trekking tot het bedanken voor het lidmaatschap van de K.V.P.. De mededeling,
dat de heer Van Kessel bedankt heeft voor de K.V.P., was voor hem geen nieuw
tje. Het is hem niet bekend in welke verhouding de heer Van Kessel nog staat
ten opzichte van andere partijen.