25
De heer LEIJS vraagt af wie dit aantal woningen hier moet bouwen. Dan
mogen er volgens hem toch nog wel enige bouwvakkers bij komen.
De heer HaRTEL vervolgt:
„Andere jaren ging het ook dus waarom nu niet, Bovendien kan ik de
heer Leijs toch wel gerust stellen door mede te delen, dat er op 1
januari 1971 hier 5^0 woningen in aanbouw waren, waarvan helaas maar
13 in de vrije sector.
Ten aanzien van de vraag of er wel voldoende bungalowgrond aanwezig
is, moet ik zeggen dat de voorraad inderdaad niet groot is, maar ook
dat de belangstelling hiervoor zeer gering is. Vele gegadigden vloei
en af naar de randgemeenten en wat dit betreft kan dus veilig gesteld
worden, dat er op dit gebied meer aanbod is dan vraag.
Bungalowgrond is momenteel voorhanden nabij de Olympialaan, de grote
Hazelaar, in de buurt van het ziekenhuis en straks in het Scheldepark.
Wat betreft de welstandscommissie kan ik mededelen, dat dit insti
tuut volgens artikel 85 van de Woningwet verplicht is. Men moet wel
bedenken, dat deze welstandscommissie geen bouwvergunningen afgeeft.
Dit geschiedt door Burgemeester en Wethouders. Deze commissie heeft
een zeer ondankbare taak. Zij adviseert Burgemeester en 'Wethouders om
trent het al of niet toekennen van een bouwvergunning. Het staat iedere
burger vrij om tegen de beslissing van Burgemeester en Wethouders bij de
Raad in beroep te gaan. Hieruit blijkt, dat men toch wel de nodige
rechten kan laten gelden.
De welstandscommissie is gebonden aan de bepalingen van de gemeentelijke
verordening die in 1967 is vastgesteld. Bovendien is ze gebonden aan
allerlei voorschriften, die in overleg met de Provinciale Planologische
Commissie zijn tot stand gekomen en bij een bestemmingsplan behoren.
Een bestemmingsplan is vastgesteld door de Raad en goedgekeurd door
Gedeputeerde Staten.
Er zijn bezwaren aangevoerd tegen het feit, dat de Directeur van Ge
meentewerken in de welstandscommissie zitting heeft. Ik veronderstel,
dat men de functie van de Directeur van Gemeentewerken als lid van
deze commissie niet juist ziet. Hij zit daar op de eerste plaats om
kortsluiting te voorkomen tussen het College van Burgemeester en Wet
houders en de commissie. Ikzelf heb geconstateerd op welk een sociaal
aanvaardbare manier daar de plannen beoordeeld worden en zo er fouten
inzaten, op welk- een attente manier de betrokkenen daarvan op de hoogte
gesteld worden.
Omdat 2 leden van de commissie architecten van buiten de stad zijn,
speelt de plaatselijke bekendheid van de Directeur van Gemeentewerken
een belangrijke rol. Deze constructie is met opzet zo gekozen om een
objectieve beoordeling te waarborgen, terwijl in gevallen waarin de
plaatselijke bekendheid een doorslaggevende factor is bij de beoordeling
van het plan, deze factor ook als zodanig meespreekt. Zouden er plaatse
lijke architecten in de commissie zitten, dan zou het gevaar niet denk
beeldig zijn, dat zij hun eigen plannen in de commissie zouden moeten
beoordelen. En dat is natuurlijk een griezelige zaak.
Een punt dat niet over het hoofd mag worden gezien bij de vraag waarom
de Directeur van Gemeentewerken zitting heeft in deze commissie is ook
nog, dat hij alleen technische adviezen geeft en nooit adviezen op
aestetisch gebied. Aldus zal er geen conflict ontstaan tussen de
Directeur van Gemeentewerken enerzijds en de 2 andere leden anderzijds.