14
Ik sta dan ook sceptisch tegenover de practische resultaten van deze
kretologische inspraak. Maar ik hoop wel, dat de thans aanwezig luide
roep om meer inspraak en de op enige terreinen reeds jaren aanwezige
rustige inspraak een synthese zullen vinden in een duidelijk grotere
inbreng van de gehele burgerij in het bestuur van onze gemeente".
Hierna spreekt de heer ARNOYS als volgt:
„Mijnheer de Voorzitter,
Verschillende sprekers hebben in hun algemene beschouwingen van woens
dagavond vraagtekens geplaatst bij het beleid van de wethouders. Een
uitzondering werd gemaakt voor collega van Heijst, die terecht enkele
complimenten in ontvangst mocht nemen voor zijn gevoerde beleid. Ver
ondersteld werd, dat de nieuwe wethouders de nodige tijd moesten krijgen
om zich in te werken. Een deel van de sprekers was van mening, dat
deze tijd zo zoetjes aan verstreken was. De vergelijking met een ijsberg
zou ik graag op de werkzaamheden van de wethouders willen toepassen.
Bij sommige ijsbergen is inderdaad, slechts een klein gedeelte zichtbaar.
Naast besprekingen in en .buiten de diensten en het bestuderen van mo
gelijkheden, het onderzoeken van ervaringen, opgedaan tijdens het weke
lijkse spreekuur, is de wethouder een deel van het College van Burge
meester en Wethouders. In dat College worden samen problemen besproken
samen plannen gemaakt en samen beslissingen genomen. Een practisch
punt is natuurlijk, dat ten aanzien van de gezamenlijk genomen beslis
singen, die tot voorstellen aan de Raad leiden niet alle leden van Het
College een eventuele verdediging kunnen gaan voeren.
Daar de diensten, waarover ik als wethouder de politieke verantwoording
heb, tot nu toe in de Raad geen aanleiding tot uitgebreide discussies
hebben gegeven, steekt er van mijn ijsberg in de Raadsvergaderingen
slechts weinig boven water.
Het heeft wel mijn verwondering gewekt, dat in een van de Raadsvergade
ringen, waarin mededeling werd gedaan van de mogelijkheid tot het meer
dan driemaal zo groot uitbreiden van de kermisopzet, dit voor ver
schillende Raadsleden stof tot gesprek bood, zonder dat ik als ver
antwoordelijk wethouder me daarin moest verantwoorden.
Er is gesteld dat de wethouder door het aanvaarden van zijn functie de
erfenis van vorige Colleges heeft aanvaard. Of men gelukkig moet zijn
met al de onderdelen van die erfenis is een geheel ander punt. Bij mijn
erfenis bevindt zich de houtrot in de woningen van Brabant II. Deze
kwestie is nog steeds niet opgelost. Ik geloof niet, dat men serieus
mag veronderstellen, dat deze kwestie die al jaren lang speelt en
waar men overal in Brabant waar deze bouwstroom in het verleden toe
gepast mee te kampen heeft, in enkele maanden tot het verleden kan
gaan behoren.
De grote moeilijkheid bij gebreken van deze omvang is ook hier weer het
beschikbaar zijn van de nodige geldmiddelen.
Dit geldt in dezelfde mate voor voorzieningen als het aanbrengen van
centrale verwarming in ouders gemeentewoningen. Woningbouwverenigingen
hebben de mogelijkheid om voor de subsidie in aanmerking te komen. Voor
gemeentewoningen zijn er slechts financieringsmogelijkheden al het voor
oorlogse woningen betreft en dergelijke woningen bezit de gemeente niet.
In Amstelveen is er in 1200 woningen met deze mogelijkheden een centrale
verwarming aangelegd. Men verwacht daar, dat een huurverhoging van
28, per maand de kosten ervan zal dekken. Reeds vanaf september
zijn deze onderwerpen en dat van de centrale-antennevoorziening bespro-