1 6
adhesie hebben betuigd aan het streven van het comité. Hij doet nogmaals een be
roep op Burgemeester en Wethouders om na te gaan of de mening van de bevolking
in deze is gewijzigd. Hij zou het ernstig betreuren, wanneer ondanks alles toch
wordt doorgezet. Het resultaat zal dan worden, dat deze kwestie een punt van
inzet bij de verkiezingen gaat worden. Dit laatste is geen bedreiging, maar een
realiteit. Hij acht het niet in het belang van de stad om het zover te laten ko
men. De muziekschool is daarmee ook niet gediend. Aanvaarding van zijn voorstel
brengt voor niemand gezichtsverlies met zich mee; het is immers geen nederlaag
om een koers te aanvaarden, die door een zo groot deel van de bevolking is aan
gegeven.
De heer VAN GOCH merkt naar aanleiding van het betoog van mevrouw Videier op,
dat de mythe van het referendum, zoals mevrouw Videier dat gemeend heeft te
moeten uitdrukken, niet bewezen is. De heer Gorrissen trekt de hele zaak in het
politieke vlak en deze devalueert hem als hij het niet met de heer Gorrissen
eens is. Uit deze handelwijze blijkt misbruik van de machtspositie van de voor
zitter van de grootste fractie, die geen tekenspraak duldt. Hij twijfelt per
soonlijk niet aan de goede bedoeling van het College met betrekking tot deze
kwestie. Naar zijn eerlijke mening is echter een groot deel van de bevolking
tegen de bebouwing van het Ravelijn en dan acht hij het niet juist, om welke
reden dan ook, de mening van dat grote deel van de bevolking naast zich neer te
leggen. Het argument, dat deze kwestie in hoogste instantie kan worden uitge
maakt,vindt hij niet steekhoudend, omdat daardoor de verantwoordelijkheid van
Ie Raad en van Burgemeester en Wethouders in handen van anderen wordt gelegd.
Door de lange procedure wordt de bouw van een muziekschool aanzienlijk ver
traagd. Om de motieven, die hij hedenavond al heeft aangevoerd, blijft hij bij
zijn oorspronkelijk ingenomen standpunt en dient hij de volgende motie in "De
Raad der gemeente Bergen op Zoom in vergadering bijeen op 2 mei 1969; overwegen
de
dat het dringend gewenst is om op korte termijn over te gaan tot de bouw
wan een gemeente-muziekschool; dat verwacht moet worden, dat bij handhaving van
ket Ravelijn als bouwplaats voor deze muziekschool vele kostbare tijd verloren
zal gaan; overwegende, dat de bouw van deze muziekschool niet gebonden is
aan deze bouwplaats; nodigt het College van Burgemeester en Wethouders uit op
korte termijn de Raad te informeren omtrent andere mogelijke bouwplaatsen in de-
2© gemeente en gaat over tot de orde van de
De heer RADDER zegt, dat een motie van deze strekking het vorige jaar ook al
sprake is geweest. Omdat de motie geen nieuwe perspectieven opent acht hij
Reze van geen belang.
■De heer GORRISSEN zegt bij zijn opvattingen te blijven. Wat door enkele Raadsle
den wordt aangevoerd met betrekking tot het groot aantal Bergenaren, dat be-
2®aren heeft, betwijfelt hij. Hij vraagt waar nu die 7000 mensen zijn gebleven,
die bezwaar hadden. Er zijn er maar 100 van over gebleven en van de rest merkt
niets meer. Dat bewijst naar zijn mening zijn stelling, dat de man in de
straat niet meer kiest tegen, maar voor de bouw van de muziekschool in het Ra
velijn.
ke heer NIJPELS zegt, dat wanneer dat zo is, er van de zijde van de K.V.P. geen
^Qzwaar moet bestaan tegen een nieuw referendum; dan kan de stelling, zoals
deze door de heer Gorrissen wordt verkondigd, worden bewezen.
•De VOORZITTER zegt, dat hij inderdaad eens de wens heeft uitgesproken, dat het
Referendum zou zijn gehouden, nadat de maquette was vervaardigd. Dan had men in
elk geval geweten waarover men het had. Het is voor hem duidelijk, dat de, maquet
te veel mensen een totaal ander beeld gaf. Hij heeft nooit beweerd, dat de uit
lag dan anders zou zijn geweest, maar in particuliere gesprekken heeft hij als
mening te kennen gegeven, dat de inwoners van Bergen op Zoom dan precies
adden kunnen weten waarover het ging. Er circuleerden bijvoorbeeld immers ge-
achten, dat het water gedempt zou worden. Voor velen is het ontwerp een tota-
e verrassing geweest. Hij heeft overigens wel de vraag van de heer A.J. Franken
e&ntwoord wat Burgemeester en Wethouders zouden doen, als ze wisten, dat de
^eerderheid van de bevolking tegen het plan zou zijn. Hij heeft namelijk gezegd,
alhet de taak van het College is een voorstel te doen. Voor dat voorstel
was
er was
er van een mening van de bevolking geen sprake. Het voorstel is in de Raad
eerste instantie vrij unaniem aanvaard. Het is de plicht van het College dit
esluit uit te voeren; het is niet de taak van het College om de Raad te bewe-
®eh op zijn besluit terug te komen; wanneer de Raad op dit besluit terug wenst
e komen, is dat duidelijk een taak van de Raad. Men kan niet verwachten, dat
Du
bgemeester en Wethouders de bevoegdheden van de Raad zullen aantasten.
i HMiawUM Uk di» Ij