21
ïUet de gelegenheid, krijgt om zich in de Raad uit te spreken, dan zoekt hij daar
door terecht een ander medium. Het kaliher ingezonden stukken van recente data
"ijst echter in een geheel ..andere richting en wel in een richting van een grote
Verdeeldheid in en huiten de Raad, welke niet bevorderlijk is voor een zo goed
a° ge lijk functioneren van het bestuur dezer gemeente. Dit en de bepaald niet edel
achtbare strekking van sommige artikelen zullen naar buiten een bijzonder slechte
ihdruk maken en veroorzaken bij mij een ernstige bezorgdheid. Het is nier juist van
he Gemeenteraad een soort Tweede Kamertje te maken met regering, regeringspartijen
ei1 oppositie. De Voorzitter van de grootste Raadsfractie heeft tijdens de vorige
Raadsvergadering nog gemeend te moeten vragen tot welk blok de V.V.D. in de Raad
behoort. Hoch de V0V.D. noch welke andere partij ook behoort tot blokken te beho
ren in deze Raad. Ik meen dat ieder Raadslid - tot welke politieke of religieuze
stroming hij behoort alleen en uitsluitend de taak heeft zonder onderscheid het
belang van de totale gemeenschap en van ieder afzonderlijk lid daarvan naar beste
Weten te behartigen. Ik meen, dat ik de vraag van de heer Gorrissen op deze wijze
Voldoende heb beantwoord; een vraag, die mijns inziens absurd en tekenend voor de
huidige sfeer in deze Raad is. Een en ander heeft mij tevens gesterkt in mijn me
ning over het functioneren van deze Raad, zoals reeds eerder opgemerkt.
Ret is al weer enkele jaren geleden, dat in de Raad planologen en economen vanwege
het provinciaal bestuur hun visie gaven op de ontwikkelingskansen van Bergen op
2ooin. Gesteld mag worden, dat deze deskundigen hun inzichten mede bepalen aan de
hand van de feitelijke, dikwijls opmerkelijke, ontwikkelingen elders in de provincie,
he prognose op korte termijn was "Schep maximaal gunstige factoren voor de vesti
ging van arbeidsplaatsen in de recreatieve sector en woningbouw en dan behoort
een bevolkingscijfer van 60.000 inwoners omstreeks 1980 tot de mogelijkheden". In
hs lijn van deze prognose deelde Burgemeester en Wethouders mede, dat in het ver-
Volg de helft van de vrijkomende woningen zou worden toegewezen aan woningzoeken
den van buiten de gemeente. Aldus zou het groei-effect nog eens een extra ver
sterking krijgen In werkelijkheid geven de verstreken jaren een tegenovergesteld
beeldHet inwoneraantal is iets gedaald en blijft zelfs nog achter bij de norma
le gewestelijke en landelijke groeicijfers. Ik vind dit een bijzonder verontrustende
2aakdie onze bijzondere aandacht verdient. Het moet voor Burgemeester en Wethou-
hQrs die over een uit ge bee id gemeentelijk apparaat beschikken, toch mogelijk zijn om via
Segevens van bevolking, woningbedrijf, vestigingsbeleid enzovoorts een behoorlijk
dhzicht in deze materie te geven. Alleen al het toewijzingsbesluit van de woningen
had ta.stbare resultaten moeten opleveren.*. Ik heb in dit verband bij het onderzoek
Van de begroting enige vragen gesteld over de conourrentiefactor van bouwterrei
nen van aangrenzende gemeenten, over hoog- en laagbouw en over de bevolkingscij
fers. Het spijt mij te moeten zeggen, dat uit de nietszeggende antwoorden, die het
Ooilege hierop gaf duidelijk blijkt, dat men de vragen niet serieus genomen heeft,
dat men met d^eze vragen niet goed raad heeft geweten,, Inmiddels is vorige
^e-and van de provincie een nieuwe studie uitgekomen, te weten het "Voorontwerp
Streekplan West-Brabant". Ik citeer uit het, uitvoerige krantenverslag het volgen-
he "Gezien de voortgang van het werk aan de Schelde—Rijnverbinding moeten snel
Plannen gemaakt worden voor oever— en waterrecreatie tussen het Kanaal en de
h^abantse wal". Eenzelfde aanbeveling dus als in 1967 van de planologen. Snelheid
Van handelen lijkt mij vooral hierom noodzakelijk, omdat werk met werk gemaakt kan
w°rden. De vrijkomende materialen bij het graven van het kanaal'zijn bruikbaar voor de
Recreatieve voorzieningen. Ik zie het bevorderen van deze tak van recreatie als
e®n positieve bijdrage tot de economie van onze gemeente. Wie de ontwikkeling rondom
het Veerse Meer heeft gezien, zal begrijpen, wat ik bedoel. Daar aanleiding van
bovenstaande vraag ik het College of het bereid is de Raad over deze materie mid
dels een nota met gewenste spoed te informeren.
lh Woord en geschrift, in en buiten de Raad, heeft de kwestie van de al-of-niet
bebouwing van het Ravelijn een ongekende belangstelling gehad; niet in het minst
a°or het zogenaamde referendum. Ik wil op dit moment zeker niet weer gaan spreken
°ver de wenselijkheid van de muziekschool al dan niet op het Ravelijn, maar vast
8taat in ieder geval wel, dat de thans ingediende bezwaren betreffende een even
tuele bebouwing van het Ravelijn de zaak zeker een paar jaar gaan vertragen. Uit
gaande van deze wetenschap en van de bij mij gerezen vraag wat wij eigenlijk van het
Ravelijn, weten, zou ik het College in overweging willen geven deze jaren aan te
w0ïiden voor een grondig onderzoek van het Ravelijn. Uft de geschiedenisboekjes ver-
n®men wij, dat het Ravelijn een laatste restant is van de vesting, zoals die door
he beroemde vestingbouwer Menno van Coehoorn werd ontworpen, En daar kan je het
han zo ongeveer mee doen,
°ver het Markiezenhof, de Gevangenpoort en het stadhuis bestaan vele uitgebreide
studies, maar nergens heb ik een grondige studie van het Ravelijn kannen vinden,
^slke verrassingen zou een onderzoek van de bodem en de onderaardse gangen op