17
Het is mij een behoefte om mijn vrienden in en buiten deze Raad van harte dank te
zeggen voor hun steun bij mijn worsteling naar een voor mij, zoals zult begrijpen,
moeilijke beslissing.
De heer Gorrissen heeft in zijn openingsrede in 1968 gezegd, dat er niet één Raads
lid is, dat in zijn vrije tijd en met zyn beperkte kennis de mogelijkheden heeft om^
Delangryke wijzigingen voor te stellen in een voorgelegde begroting. Diegenen, die
kritiek mochten hebben, moeten zelf aantonen, dat zij het beter kunnen. Dat is na
tuurlijk een drogreden, die nergens op slaat. Wanneer men kritiek heeft hoeft men
niet aan te tonen, dat men het beter weet. Men moet met zyn kritiek alleen kunnen
aantonen, dat men het bepaaldelijk niet eens is met een ingenomen stelling. Waar
om moet je het hele alphabet opdreunen, zander het recht te hebben 100 maal A te
zeggen?
tij hebben in 1968 in ieder geval gezien en gehoord wat de oppositie aan krimiek
mocht voeren. Het stuk werd van de tafel geveegd of het idee van de opposant
Werd van nul en gener waarde geacht. De kritiek mocht meestal onder de noemer "on
deskundig" of "zodanig stom" vallen, dat de kritikus het liefst 10 meter diep in
de grond weg wilde zakken uit schaamte voor de geopperde kritiek. Hu in 19 69 heb
ik eigenlijk pas begrepen, wat de heer Gorrissen met zijn woordkeuze bedoelde. Laat
mij dan liever een militante of desnoods nog een links-gerichte dictatuur boven
mijn hoofd hebben, dan deze zogeheten verkapte en gewettigde vorm van democrati
sche dictatuur.
Verder heeft de heer Gorrissen ons allen aangeraden eerst een cursus in computer
technieken te volgen, alvorens in een debat een zekere mate van kritiek te mogen
Uitoefenen op een begroting, die zo knap in elkaar gedraaid is. Ik vraag me in
alle gemoedsrust af, of je bepaaldelijk zo «n knappe computeroloog moet zyn om te
kunnen begrypen, dat je doorlopend "belazerd" wordt, omdat je de input controle
niet bezit en alleen maar over een summier opgestelde uitgangsinformatie mag be
schikken, echter zonder een secure controle te hebben over de uitgangsgsgevens
De heer Gorrissen wekte bij zyn openingsrede in 1968 de indruk, dat hy en zjjn^
fractie het politieke klimaat wel zouden gaan verbeteren. Immers, hij had de in
druk dat het klimaat er beter op geworden was. lot mijn diepe teleurstelling en
ontzetting ben ik echter tot de conclusie gekomen, dat het klimaat in het jaar
1968 er zeker niet beter op geworden is. Het lijkt alsof wij op de Noordpool zitten
met een ysbarrière tussen de linker- en rechter-vleugel in deze Raad» De politie
ke temperatuur ligt bepaaldelijk ver onder het vriespunt. Het is dan ook begrijpe
lijk, dat men elkaar naar warmere oorden wenst. Men moet tot de conclusie zijn ge
komen, dat men zelf vastgevroren is in een starre houding en geen enkel menselijk
oontact meer wenst op welke wyze dan ook.
Wij hebben gezien en gehoord wat er in het afgelopen jaar in Bergen op Zoom ge
leurd is in het politieke vlak. Wij hebben ook enkele menselijke tragedies meege
maakt. Wij hebben Raadsleden naar hun laatste rustplaats begeleid en wij hebben
Raadsleden zien vertrekken, omdat ze de sfeer niet meer aankonden. Vervanging
was echter steeds mogelijk. Anno 1969, het jaar van de steeds voortschrijdende
techniek en wetenschap, moeten wij echter ervaren, dat Bergen op Zoom groot blijft
tn haar kleinsteedsheid; boersdom, sluw en plat. De oppositie verloor weer zetels,
die tot nu toe nog steeds niet bezet kunnen worden, omdat duistere machten onze
demooratie kunnen relativeren tot een farce.
Het volk blijft dit slikken. Wij weten en hebben geleerd, dat kerken en kansels
üog steeds tot de machtige wapenen behoren van partijen, die zich zogenaamd chris-
Velijk noemen en de confessionaliteit in haar banier voeren.
Het wordt mij te moede te moeten constateren, dat men zyn individuele vrijheid in
deze Raad moet opgeven om als een goed Raadslid erkend te worden. Het is nog nie u
2° erg om de rekening te presenteren in deze politieke arena, maar om zelfs zijn
ser on gev/eten te moeten sussen om in het gareel mee te mogen lopen onder de
fractiedwang, welke men van boven af opgelegd krijgt, dat vind ik veel erger. Ik
vraag mij op den duur wel af, of er daar aan de overkant nog één Raadslid zit,
die een geweten heeft en ook nog eer bezit zonder met zichzelf in gewetensconflicten
komen. Ik vraag mij wel af of de eed, die men heeft afgelegd, niet een farce
is geworden en ergens op meineed begint telijken
VOORZITTER wijst de heer Lemette erop, dat hy zulke uitdrukkingen achterv/ege
ffl°et laten. Hy roept hem met een verwijzing naar het Reglement van Orde voor de
vergaderingen van de Raad tot de orde.
Re heer LEMETTE vervolgt zyin rede "Het is begrijpelijk, dat er in Bergen op Zoom
R°e langer hoe meer stemmen van ontevredenheid opgaan over de gang van zaken. De
■^d-Driek van ingezonden stukken in het Brabants nieuwsblad kan langzamerhand wel
e®n gehele pagina vullen. Dat is een teken aan de wand.
Vorig jaar hebben wy de Voorzitter van deze Raad een nieuwe party zien inleiden,
Democraten '66 en haar politiek café. Als een plaatselyk fenomeen hebben wy haar