Integendeelj op doze panier kan alleen naar schade ontstaan in oen gemeen schap, Spreker is er persoonlijk van overtuigd, dat de heer A.J.Franken dit niet wil. Daarom doet hij eon beroep op de heer A.J.Franken om wat meer vertrouwen te stellen in anderen en geen spoken te zien. Door een bril van wantrouwen ontstaat immers gezichtsbedrog en dat is naar zijn mening het geval bij de heer 1,J,Franken» De heer RaDDER is verheugd ever de uiteenzetting van de heer Ratsma, omdat deze een pleidooi is gewoost voor het College, dat indertijd verantwoorde li jk was voor het gebrek aan aansluiting op de nieuwe methoden die de tijd vroeg. Hij vindt het fijn, dat de hoer Ratsma oen humaan pleidooi heeft gehouden voor de vroegere twee Wethouders, nl. de heren Hoorman en Mjpels, die door hun falen een grote mate van verantwoordelijkheid voor de onjuistheden in de administratie van het grondbedrijf dragen. De hoer HIJPELS zegt, dat net de instelling van een grondbedrijf is begonnen in 1961Later heeft het Verificatiebureau pas op verbeterde balansen aan- gedrongen. Deze zijn echter nooit verschenen, Hij blijft bij zijn mening, dat het beleid van dit College ten aanzien van het grondbedrijf onjuist is geweest. De heer Ratsma heeft dat oolc toegegeven? hij heeft immers zelf gezegd, dat de administratie van het grondbedrijf niet in orde was. Hij be grijpt niet, waarom de hoer Gorrissen vanavond zo'n aanval op zijn fractie voorzitter heeft gedaan. 'Zijn fractie is gelukkig net hen. Hij bereidt beter dan ieder ander Raadslid zijn zaken voor. Naar zijn mening is de hoor A.J. Franken een van de beste Raadsleden. De heer DE JAEGER betreurt hot', dat steeds door dezelfde personen aanvallen worden gedaan, welke personen later voor een betere verhouding in de Raad pleiten. De hoor Gorrissen maakt er vooral de laatste tijd de gewoonte van orn de Stadspartij "een veeg uit de pan te geven". Zijn persoonlijke aanval' op de heer a.J,Erankên vindt spreker benedon peil. Hij gelooft, dat er weinig Raadsleden zijn die de uitgebrachte rapporten over het grondbedrijf begrij pen. Bij de heer A.J.Franken is dat gelukkig wel het geval en in dit licht begrijpt hij de aanval van de heer Gorrissen niet. Hij adviseert de heer Gorrissen bij de heer A.J,Franken les te nemen in het opbrengen van fatsoen, dat Raadsleden onderling moeten betrachten en zich door de heer A.J.Franken te laten voorlichten ontrent de problematiek van. verschillende zaken, waar hij niets van begrijpt. De heer LaTSMA wenst in te gaan op de 6 punten die door de heer A.J. Franken als slotconclusies zijn genoemd. 1. Hetbeleid van het grondbedrijf heeft niet in de mist gevaren. Uit de administratie zijn niet altijd de juiste gegevens te voorschijn gekomen, naar dat is iets anders dan de bewering van de heer A.J.Franken, 2. De gewone dienst heeft jarenlang ten onrechte geprofiteerd van enkele mil joenen guldens en da,t is in de toekomst niet meer mogelijk, omdat die miljoenen guldens ten onrechte aan het grondbedrijf zijn onttrokken. Dat wil echter niet zeggen, dat er voor miljoenen guldens dekkingsmiddelen moeten worden gezocht» 3. Het behoeft geen betoog, da,t het College verantwoordelijk is voor het beleid, dat gedurende zijn zittingsperiode is gevoerd. Dat is ook nooit ontkend, 4. Burgemeester en Wethouders zijn al begonnen de zaak in het reine te bren gen. Het heel veel moeite is het College er in geslaagd in de afgelopen juni-vergadering de liquidatievan de zaak bij de Raad aanhangig te maken en de leden van de Stadspartij en zij, die daar indirect bijbehoren, hebben tegengestemd. Die tegenstemmers hebben er dus niet aan meegewerkt de zaak in deze zittingsperiode op to knappen. 5» Haar zijn mening heeft de Raad terecht geweigerd een commissie ad hoe in te stellen, Hen mag niet verwachten, dat Raadsleden terzake neer ge gevens kunnen verschaffen dan die, welke zijn opgenomen in het laatste rapport van hot Vorificatiobureau 6., Wanneer de heer A.J,Franken opmerkt, dat het onbegonnen werk is de Raad een uitspraak te vragen tengevolge van blokvorming, dan vindt spreker dat in hoge mate verbazingwekkend, omdat hij constateert, dat "de groep van 10" de laatste tijd blind achter de heer A.J.Franken aanloopt. Daar voor behoeft hij alleen maar naar het betoog van de. heer de Jaeger te verwijzen. Aan het adres van de hoor Hijpels zegt spreker, dat uit het rapport van het Verificatiebureau blijkt, dat verliezen op het grondbedrijf zijn geleden in de periode 1961/1962.? dus voordat dit College aantrad. De heer HIJPELS zegt, dat de Wethouder ook nog eens verder moet terugkijken? nl. naar die periode, vóór de toenmalige Katholieke Stadspartij in Burgemeester en Wethouders was vertegenwoordigd.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1968 | | pagina 207