i
3. Voorstel tot het verlenen van een krediet van 423.000,-- voor de houw
van een muziekschool in het Ravelijn,
(Dossier nr. 234C).
(Verzameling 1968, nr, 96),
De VOORZITTER stelt voor architect R.H. Pledderus voor het geven van een toe
lichting op het plan te laten deelnemen aan de discussies.
De heer NIJPELS begrijpt niet wat een niet-Raadslid in dit debat moet doen.
Zoiets heeft hij nog niet eerder meegemaakt.
De VOORZITTER zegt, dat het alleen maar gaat om het geven van toelichting óp het
ontwerp.
Op verzoek van de heer GORRISSEH deelt de VOORZITTER mede, dat het niet in het
voornemen van de architect ligt iets over het plan te vertellen? alleen als er
bepaalde vraagpunten rijzen zal hij toelichting geven.
De heer DE JAEGER bevreemdt het, dat dit voorstel wordt gedaan, mede gelet op
de behandeling, die het voorstel van Burgemeester en Wethouders reeds in de
commissievergaderingen heeft gekregen. Hij heeft het nog niet meegemaakt, dat in
de commissievergaderingen bij bepaalde voorstellen zulk zwaar geschut in stelling
werd gebracht als nu is gebeurd. I-Iij acht dit minder elegant, omdat dit bij an
dere belangrijke zaken ook niet gebeurt. Hij meent, dat het de bedoeling is, dat
de architect eventuele tegenstemmers overbluft»
De VOORZITTER herhaalt, dat de architect alleen vragen van bouwkundige aard zal
beantwoorden.
De heer BIESHEUVEL lijkt het dan rechtvaardig» dat de tegenstanders van het
plan in de Raad ook assistentie kunnen krijgen.
De VOORZITTER vraagt of de ontwerper van een plan eventuele vragen over zijn
eigen plan mag beantwoorden»
De heer HIJPELS vraagt waarom dan het Comité "Behoud Ongeschonden Ravelijn"
niet is uitgenodigd. De Raadsleden kunnen als niet-deskundigen wel alles aan
nemen van de architect» Tegenover de mening van de architect zou dan de mening
kunnen staan van de leden van het comité,
De VOORZITTER gelooft niet dat het juist zou zijn geweest de leden van genoemd
comité uit te nodigen»
De heer BROUWER is van oordeel, dat de Raad reeds heeft 'beslist, dat de muziek
school in het Ravelijn zou komen» Hij vraagt zich af of bespreking van deze
kwestie en de toelichting door de architect nu. nog zin heeft» Hij vraagt zich
ook af of dit iets met volkswil heeft te maken»
De VOORZITTER zegt, aat men achter het door hem gedaan voorstel niets moet
zoeken? het gaat om een toelichting, die bij de bespreking van elk belangrijk
bouwplan zou worden gegeven.
De heer GORRISSEF is verheugd over de mogelijkheid een technische toelichting
te kunnen krijgen, die de kwestie alleen maar kan verduidelijken»
Het komt de heer LEIJS voor, dat de Raad alleen maar behoefte kan hebben aan
duidelijkheid» Het lijkt hem daarom van belang, dat zoveel mogelijk gegevens
worden verstrekt. Het is - zeker in deze kwestie - de plicht van Burgemeester
en Wethouders zoveel mogelijk gegevens te verstrekken. Hij meent, dat de Raad
zelf om een zo groot mogelijk voorlichting in deze heeft gevraagd, opdat zo
open en eerlijk mogelijke een besluit kan worden genomen.
De heer RADDER zegt, dat een nadere explicatie van de architect indertijd is
toegezegd. Daar zijn tot voor hedenavond geen bezwaren tegen gemaakt. Daarom
begrijpt hij niet, dat nu door verschillenden wel bezwaar wordt gemaakt tegen
een uiteenzetting van deze architect.
De VOORZITTER zegt, dat toen de Raad heeft besloten een krediet beschikbaar te
stellen voor het vervaardigen van een maquette van de school tevens is gezegd,
dat het de bedoelipg was,: dat de architect zou konen voor het geven van een
toelichting»
Toen is daartegen door niemand bezwaar gemaakt, Hij neemt aan, dat er nu ook
geen bedenkingen zullen zijn»
Zonder stemming wordt het voorstel aangenomen.
De neer BROUWER stelt voor om met ingang van 3"! mei 1968 te benoemen tot ere
burgers van^de gemeente Bergen op Zoom de heren A.Th» Gieles, J.A.W. van Giels
en dr. E» Hartel wegens hun uitzonderlijke mate van initiatief, moed en door
zettingsvermogen, betoond bij de organisatie en uitvoering van het referendum,
waarvan de uitslag van bijzonder grote betekenis was voor de informatie van de
Raad, en waardoor een unieke daad werd gesteld, welke van onschatbare waarde ge
acht moet worden voor het behoud van de democratie in het algemeen.
De VOORZITTER constateert, dat dit voorstel niet aan de orde is.
De heer van EGERAAT vraagt alsnog naar de mogelijkheid de leden van het comité
deel te laten nemen aan de discussi®.
De VOORZITTER gelooft niet, dat dat tot de orde van de Raad behoort.
„5_,