-18- Dan zou men thans even ver zijn, terwijl men er nu al drie jaren van gepro fiteerd heeft. De heer VAN DER WEEGEN meent, dat het College niet voldoende diligent is geweest De VOORZITTER merkt op, dat ook de Raad het initiatief had kunnen nemen om deze tarieven te verhogen. De heer NIJPELS zegt, dat de Raad toch niet met voorstellen komt, de voor stellen moeten van Burgemeester en Wethouders komen. Misschien staat wel in het Stoelrapport aangegeven dat er te veel betaald wordt. Door de fractie-voorzitter van de P.v.d.A. is gezegd, dat men de emmers van de bejaarden wit moet maken; dat vindt spreker een discriminatie. Men zou ook kunnen voorstellen, zegt hij, dat de fractie—voorzitter een witte pet opzet De heer LEMETTE merkt op, dat men dan het witte—emmer—plan krijgt. De heer RADDER zou, waar de fractie-voorzitter van de Stadspartij spreekt van discriminatie, hetgeen zeker niet is bedoeld, willen opmerken, dat het bekend is dat bejaarden vaak eenzaam zijn. Misschien dat zij door deze witte vuilnisemmers gemakkelijker bezoek krijgen in hun eenzaamheid. De heer DE JAEGER wil daarop even inhaken. In de eerste plaats merkt hij op, dat het antwoord van de Wethouder hem niet geheel kan bevredigen. Hij heeft een en ander met de beste bedoelingen voor de A.O.W.-trekkers naar voren ge bracht - op de witte pet komt hij dadelijk terug - en nu wordt het afge schoven op te veel administratief werk. Spreker zou er op willen wijzen, dat er over heel Nederland ruim 300.000 mensen een minimaal bestaan leiden. Hij spreekt dan niet over mensen, die nog een eigen huisje bezitten, maar over mensen die absoluut op hun A.O.W. zijn aangewezen. Als hier nog de huishuur af moet van 10,— a 15, dan kan men nagaan welke moeilijkheden deze mensen heoben. Men kan dan wijzen op de Bijstandswet en degenen, die zich daarop beroepen, worden geholpen, gelukkig, maar helaas, h®t is een bittere ervaring dat er vele bejaarden zijn, die de 70 jaar reeds zijn gepasseerd en die nog aan de Armenwet van 1912 denken. Zij vinden het onwaardig zich daarop te beroepen. Het is spijtig, maar het is de waarheid, dit zijn harde feiten. Deze mensen hebben te weinig middelen en dan zou het niet de moeite waard zijn enig" administratief werk ten behoeve van deze mensen te verrich ten? Door zijn fractie-voorzitter is reeds over discriminatie gesproken, spreker is het daarmee volkomen eens. Er zijn kleine plaatsen, waar de bij stand bij de mensen aan huis wordt bezorgd, maar, iedereen weet dan precies wie bijstand trekt. Dat zijn harde betreurenswaardige feiten. Als men deze mensen nu nog een witte vuilnisemmer zou verstrekken, wordt het voor hen dubbel erg. Dergelijke zaken behoeven niet bekend gemaakt te worden. Spreker betreurt het ten zeerste dit uit de mond van de heer Radder te hebben moeten horen De heer RATSMA merkt op, dat de heer Van der Weegen is teruggekomen op het Dezwaar, dat uit voorstel eerst na 3 jaren is gekomen. Wanneer men dat ieder jaar had moeten doen, zou dit zijn neergekomen op 8 cent per week. Spreker vraagt zich af, of dat bedrag niet te gering is om een tariefsverordening te wijzigen. Zoals de Voorzitter reeds heeft opgemerkt, had men dan nu het be drag dat wordt voorgesteld, toch moeten betalen. Wanneer de heer Van der Weegen nu zonder meer voorstelt i la.ten wij ons tot de helft beperken, zou spreker toch willen opmerken, dat hij bij de behandeling in de Commissie geen enkele stem in die geest gehoord heeft. Hij zou dit voorstel dan ook ten sterkste willen ontraden. Door de heer De Jaeger is tamelijk emotioneel gesproken, hetgeen altijd het geval is wanneer hij de bejaarden in zijn beschouwingen betrekt. Spreker vindt het niet billijk, dat de heer De Jaeger daarbij alleen naar voren heeft gebracht, dat door spreker is betoogd, dat dit nog al belangrijke administra tieve consequenties zou meebrengen. Als men' ergens een grens moet trekken en van^alle inwoners het inkomen moet vaststellen orii aan de hand daarvan het tarief voor een vuilnisemmer te berekenen, vraagt spreker zich af, of ook daarin niet een zekere discriminatie schuilt. Voor mensen, die in enigszins benarde omstandigheden verkeren, is de Bijstandswet gekomen, waarvan men, indien nodig, gebruik kan maken, maar, het gaat niet aan, de diensten, die e gemeente verleent, te gebruiken om in deze nood tegemoet te komen. Dat is m eerste instantie niet <üe taak van de gemeente en er zijn andere instan- -19-

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1967 | | pagina 224