-33- Bij de bevorderingen in dit jaar is het "stoelbeschrijvingsrapport" niet "klakke loos" gevolgd; misschien is zelfs het tegendeel het geval» Het"stoelbeschrijvings- rapport" heeft wel de doorslag gegeven bij deze soort puzzles.Het zijn ongelijk namige breuken; het zijn functies die men niet kan vergelijken door een bepaalde noemer» Wanneer men thans een advies heeft en een rangorde die door het hoofd van dienst wordt erkend, dan komt men langzamerhand met aan zekerheid grenzende waarschijn lijkheid tot de overtuiging, dat men met bepaalde promoties veilig zit» Be kwestie is; Hoe gebruikt men dit rapport? Spreker is persoonlijk van mening, dat, wanneer men het ter tafel brengt en de ambtenaren dus ook kennis ervan gaan nemen,het voor de ambtenaren geldt als een wet van Meden en Perzen.Bat zou air thans het effect zijn voor sommige mensen en dat wil men "a tout prix" voor komen. Men wil vermijden.:,, dat zij in hun persoonlijk oordeel zichzelf gaan "op hangen" aan de objectieve stoelbeschrijving.Men moet daaraan niet te zwaar til len,Het is zijn vaste overtuiging, naar het geluid dat hij heeft gehoord en naar de manier waarop de betrokkenen het een en ander bij de commissie hebben inge diend., dat persoonlijke elementen erin meespelen,Herhaaldelijk is hen gezegd, dat het daar niet om gaat, maar men denkt en men blijft denken, dat het er toch om gaat. Burgemeester en Wethouders zijn echter van mening, dat zij geen juist beleid zouden hebben gevoerd wanneer het personeelsbeleid niet was afgerond met dit onderzoek.Men moet echter rekening ermee houden, dat dit slechts een onderdeel ervan vormt en daarom moet men het rapport niet in handen geven van de betrok kenen,want dat zou verwarring scheppen. Samenvattend zou spreker dus willen zeggen,dat, wat het juridisch effect be treft,hij nog gaarne een nader antwoord erop wil geven. Het-geen de heer Boor man schriftelijk heeft gesteld, is heel wat anders dan hetgeen hij nu stelt. Burgemeester en Wethouders hebben niet gezegd; "Het kan niet ter inzage worden gegeven", maar zij hebben gezegd,dat het beter is dit niet te doen. Be heer NOORMAN kan er alle begrip voor opbrengen dat gezegd wordt,dat de ju ridische kant niet zo maar zonder meer kan worden bekeken. Hij behoeft hierop echter ook niet "stante pede" antwoord te hebben» Hij ziet het echter persoon lijk zo, dat een rapport als het onderhavige moet worden uitgebracht aan degenen die het crediet ervoor voteerden, Hij acht het daarom mogelijk,dat de Raad die zaak bekijkt, tenzij bepaalde wettelijke bepalingen zich ertegen zouden verzet ten.Er staan in de Gemeentewet inderdaad bepalingen die zeggen:"Bat behoort uit sluitend aan Burgemeester en Wethouders; de Raad heeft daarmede niets te maken", maar spreker meent, dat de Raad in dit geval het recht heeft van inzage,wanneer hij dat wenst. Be Voorzitter kan nu wel zeggen, dat het uit beleidsoverwegingen beter is,dat dit niet gebeurt en spreker kan begrijpen, dat het College zegt,dat het liever heeft, dat de Raad dit niet inziet,maar hij meent, dat de Raad recht heeft op inzage. Be VOORZITTER zegt toe in de volgende vergadering daarover een memorandum te zullen geven. Wanneer men het recht heeft, kunnen Burgemeester en Wethouders dat niet weigeren,maar de meerderheid van de Raad zal moeten besluiten of men van dat recht gebruik zal maken. Het College kan alles ter inzage geven en heeft zich ook niet beroepen op bepalingen die verhinderen inzage te geven»Spre ker wil echter wel zeggen, - en dat heeft hij de vorige maal ook tegen de heer de Jaeger gezegd-, dat het blote feit dat de Raad het crediet voteert niet inhoudt, dat de Raad per se uit dien hoofde ook het recht heeft tot inzage. Er zijn zo veel dingen waarvoor de Raad geld voteert en waarin de Raad verder toch geen zeggenschap heeft. Men kan zich daarop dus niet beroepen.Be betrokken artikelen van de Gemeentewet zal hij serieus bekijken en onderzoeken. Bat "steekt" zijns inziens niet op een maand, Be heer NOORMAN is het daarmede volkomen eens; het "steekt" niet op een maand» Be VOORZITTER zegt toe de opmerkingen van de heer Noorman, die in de notulen komen te staan, rustig te zullen bekijken en te zullen onderzoeken, Be heer NIJPELS wil niet veel erover zeggen, hij heeft in de vorige vergadering reeds erover gesproken; de Voorzitter heeft echter gezegd;"Het is geen publiek stuif'.Wat niet publiek is, is echter wel geschikt voor de Raad. Spreker heeft reeds de vorige keer het idee geopperd,dat het rapport in de kamer van de Bur gemeester of van de Secretaris voor de Raadsleden ter'inzage kan worden gelegd. Nu noemt de heer Noorman artikel 209 en artikel 167 van de gemeentewet en de Voorzitter heeft gezegd.dat hij in de volgende vergadering antwoord erop zal geven.Spreker staat erop,dat men dit antwoord krijgt en dat men het beleid van het College zal ombuigen.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1967 | | pagina 175