-42-
Door de heer Nijpels is gesteld,, dat spreker destijds er omheen heeft gedraaid»
Dat is inderdaad zo. Hij was wel Voorzitter, maar kon toen geen toezegging doen»
In de eerst volgende vergadering van het College heeft hij hieromtrent overleg
gepleegd en toen is gezegds "Laten we ons nog niet druk erover maken; vooraleer
het rapport binnen is, zijn we 6 a 7 maanden verder. Dat is dan de tijd,dat we
een standpunt moeten bepalen". Later heeft men het "voor" en "tegen" overwogen
en is men tot de conclusie gekomen, dat het psychologisch onjuist zou zijn om
Inzage van het rapport te geven»
Naar aanleiding van de laatste opmerking van de heer Nijpels, n.l,, dat, wanneer
er voorstellen komen om Iets aan Burgemeester en Wethouders te delegeren,hij
er altijd tegen zal zijn, zou spreker willen zeggen, dat de heer Nijpels zelf
als Raadslid met voorstellen kan komen om de delegatiebevoegdheid van Burge
meester en Wethouders in te trekken» Men kan dus te zijner tijd een voorstel
hiertoe van de heer Nijpels tegemoet zien.
"En dan met de kop tegen de muur lopen", aldus de heer NIJPELS.
De VOORZITTER onderstreept de voorlaatste woorden, n.l.,dat hier geen "perso
neelsbeoordeling" aan de orde is geweest. Het personeel is niet beoordeeld;
er is slechts geoordeeld over de organisatie van de diensten en van de secretarie»
V/elke werk gebeurt hier; welk werk gebeurt daar en op welk niveau staat dat
werk? Dat kan niets anders zijn dan een element van personeelsbeleid,Door het
bureau is geen enkele personeelsbeoordeling gegeven. Het gaat dus alleen om de
functie; niet om de man.
De heer NIJPELS vraagt of het promotiebeleid bij de jaarwisseling geen stag
natie heeft ondervonden van deze procedure.
De VOORZITTER zegt, dat, als iemand door de diensthoofden wordt voorgedragen,
Burgemeester en Wethouders altijd een Salomons-oordeel hebben moeten vellen.
In de argumentatie wordt gezegd,dat de man van de ene dienstafgezien van zijn
capaciteiten, belangrijker is en belangrijker werk doet bij zijn dienst dan de
man bij de andere dienst. Dat is de moeilijkheid en voor Burgemeester en Wet
houders werd het een onmogelijke zaak, temeer wanneer het een gelijke soort
functie betrof. Men heeft nu een vergelijkingsmethode gevonden»
Spreker vraagt zich af wat de Raad aan het rapport zou hebben, daar men zich
nooit met deze zaken bemoeit. Het College behoeft nu niet meer op een huis-
tuin- en keukenmanier deze zaken te beoordelen, maar heeft nu iets belangrijkers.
waaraan men houvast heeft. Hetgeen men nu heeft, heeft men van een officieel
bureau, met materiaal van het gehele land achter zich. Meer dan één element
is het niet, - dat moet men goed in het oog houden bij het volgen van een ge
dragslijn-, maar het is voor Burgemeester en Wethouders inderdaad een betere en
objectievaebeoordeling dan het huis-, tuin- en keukengepraat,dat zij als on-
deskundigen daarover tegen elkaar moesten houden wanneer het personeelsbeleid
aan de orde werd gesteld.
De heer NIJPELS vraagt welke gedragslijn dan thans wordt gevolgd en of de
"stoelbeoordeling" wordt aangehouden.
De VOORZITTER meent dit al driemaal gezegd te hebben. Als een diensthoofd zegts
"Mijn boekhouder is belangrijker dan jouw boekhouder en ze staan gelijk in
salaris, zodat mijn boekhouder moet worden gepromoveerd", dan was het voor
Burgemeester en Wethouders moeilijk om een oordeel te vellen. Nu is er een
derde instantie die heeft geoordeeld wie het belangrijkste werk doet. Burgemeester
en Wethouders moeten nu beoordelen of zij dit laten prevaleren boven de mening
van het diensthoofd.Dit rapport Is een versterking van de kennis van Burgemeester
en Wethoudersmeer niet. I.len moet het verder niet aan de grote klok hangen, want
anders wordt gezegds "Dat staat op papier en zou zou het moeten".Dat hangt men
zich op aan een star schema,waar ook de vakbondsbestuurders juist tegen waren»
"We hebben geen bezwaar", hebben de vakbondsbestuurders gezegd, "als Burgemeester
en Wethouders hun persoonlijke kennis versterken door dit rapport, maar laat het
ons dan ook--weten; we hebben er ook Xirel enige kennis van".
De heer de JAEGER is geheel gerust gesteld door de uiteenzetting die de Wet
houder heeft gegeven, maar waarover hij niet gerust is,- zo vat hij het althans
op-, dat is over de uitlating van de heer Gorrissen, aan zijn adres gedaan,als zou
hij geen goed vakbondsbestuurder zijn. Vier weken geleden heeft spreker zijn
functie neergelegd, na 20 jaar voorzitter van een vakbond te zijn geweest.De
hulde die hij toen heeft gekregen, heeft hem zo verrast en is hem zo meegeval
len, dat hij verstomd ervan heeft gestaan.Spreker wil nogmaals benadrukken,dat
hij 20 jaar vakbondsbestuurder is geweest en dat hij het geheel belangpLoos
heeft gedaan, zonder een cent vergoeding. Integendeel,het heeft hem nog geld
gekost. Of hij een goed vakbondsbestuurder is geweest of niet,daarvan laat hij
de beoordeling over aan de heer Gorrissen»