ill! II I 111 ij |i mm if -39- Op de toen door de heer Hijpels gestelde vraag heeft hij medegedeeld,dat hij daarop geen concreet antwoord ]$on geven, maar dat hij deze ter beslissing—zou voorleggen aan het College van Burgemeester en Wethouders. De heer de JAEGER weet niet precies of de betrokken Wethouder, die toen Voor zitter was, het zo heeft gespeeld. Men kon zijns inziens een toezegging eruit halen. Dat hij het eerst aan het College zou voorleggen, daarin heeft de betrokken Wethouder gelijk, maar spreker vindt het toch wel vreemd, Hij kan de gedachten- gang van het College begrijpen, maar hij vindt het een rare zaak. De Raad is er wel goed voor geweest om ƒ.16.500,te votex-en voor een rapport, maar als het rapport er is, heeft de Raad er niets meer mee te maken. Spreker kan de ge- dachtengang enigszins begrijpen, maar hij vindt, dat het vertrouwen dat het College nu in de Raad stelt niet buitengewoon hoog aangeslagen wordt. Als hij goed is geïnformeerd, dan heeft ieder personeelslid in dianst der gemeente een fomnlier ter invulling ontvangen» Hij weet niet of al deze formulieren zijn ingevuld maar degenen die het hebben gedaan, zullen het wel in cÜfi geest hebben gedaan, dat ze niet zijn benadeeld. Er zal geen enkele ambtenaar zijn die gezegd zal hebbens "Ik ga naar het stadhuis om uit te rusten". Ze zullen allen hun beste beentje wel hebben voorgezet. De heer van KAAM merkt op, dat men toch eerlijk moet zijn. De heer de JAEGER zegt: "Dat kennen we". Het gaat er bij hem om, dat hij het ver trouwen dat het College in de Gemeenteraad heeft niet groot vindt. Hogmaals zegt spreker de gedachtengang wel te kunnen volgen, maar hij vindt het niet juist, dat de Raad alleen goed is om de gelden te voteren om een onderzoek te doen instellen, doch verder niets meer ermee te maken heeft. De heer HIJPELS wil er toch nog iets aan toevoegen» De heer de Jaeger zegt, dat hij de gedachtengang van het College kan volgen, maar spreker kan die niet volgen. Als men als Raadslid de stukken ontvangt waarin een bedrag gevraagd wordt voor een onderzoek dat moet worden ingesteld, dan wil men ook het resul taat daarvan zien. De Voorzitter heeft vanavond nog gezegd, dat de Raad het gemeentebestuur is en dat de Raad het hoofd is van de gemeente en daarom zegt spreker, dat men als Raadslid kennis moet kunnen nemen van die nota. Als men zegt, dat die zaak niet in de publiciteit moet komen, dan is spreker het daarmede wel eens, maar hij zou willen zeggen.s "Roep dan het seniorenconvent bijeen" maar feitelijk zou men als Raadslid inzage moeten hebben van zo'n rapport. De Raad is het hoofd van de gemeente en in die functie wil spreker het bezien en wil hij het rapport ook ter inzage hebben; al is het bij de Burge meester of hij de Secretaris op de kamer; hij wil echter het recht hebben om het rapport in te zien. De heer RADDER zegt, dat, toen indertijd het crediet aan het College werd ver leend, hij van mening was, dat men blijkbaar een methode had gevonden om uit de moeilijkheden betreffende het personeelsbeleid te komen. Die stoelwaardering" bleek meer objectieve kansen te hebben dan het personeelsbeleid van voorheen inhield.Omdat het een objectieve en wetenschappelijke opzet was, moest het wor den overgedragen aan een instituut, dat de "stoelwaardering" kon beoordelen. De consequentie van de zaak was, dat het onderzoek moest worden gedelegeerd aan een research-instituut en ook was er de consequentie aan verbonden,dat deze pro cedure de wetenschappelijk mogelijk moest worden gehouden. Spreker begrijpt volkomen, waarom de Wethouder voor sociale zaken thans mededeelt, dat dit rapport niet aan de Raad kan worden gegeven. De heer GOKRISSHH merkt op, dat hetgeen gevraagd wordt door de heren de Jaeger en Nijpels naar zijn mening een vreemde zaak is. Het personeelsbeleid is gedele geerd aan het College van Burgemeester en Wethouders. Deze materie is uitermate moeilijk en ingewikkeld, zodat het geen zin heeft, dat de Raad inzage neemt van dit rapport.Spreker kan bij voorbaat de verzekering geven, dat men er als ama teur zeker ook niet uitkomt. Daarbij komt, dat op die manier de situatie zou ont staan dat de Raad zou moeten beslissen over de promoties van het personeel. Dat zou een grote chaos teweeg brengen en spreker zou dan ook in overweging willen geven om de Raadsleden hiervan geen kennis te laten nemen. De heer BIESHEUVEL wil slechts één opmerking maken; namelijk, dat het hem niet vreemd voorkomt, dat de P.v.d.A. en de H.V.P. geen belangstelling hebben. Zij hebben vier Wethouders en kunnen dus alles wel ervan weten. De VOORZITTER zou. in het algemeen iets erop willen zeggen, Hij meent, dat de heer Hijpels nog sterker dan de heer de Jaeger een gedachtenfout maakt ten aanzien van de rol die de Raad en die Burgemeester en Wethouders hebben voor wat betreft het gemeentebestuur.Het staat als een paal boven water,dat de Raad het hoofd van de gemeente is en dat de Raad de gemeente bestuurt. De Raad is het hoofd van de gemeente, maar de gemeentelijke autonomie is - zoals de heer Franken ook al eens heeft opgemerkt - eigenlijk de autonomie van wetgeven en van zelfbestuur. Een belangrijk deel van die taak ligt bij het College van Burgemeester en Wethouders. VI

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1967 | | pagina 138