I
9 ui
-15-
Duidelijk is gebleken, dat de samenstellers van het rapport zich met kennis
van zaken hebben verdiept in hetgeen als agglomeratie Bergen op Zoom kan
worden aangemerkt. Dit noemt hij ongetwijfeld waardevolvoor alle maatschap
pelijke groeperingen, maar spreker moet daarbij zeggen, dat het hem zwaar
teleurstelt, dat in het rapport met geen woord aandacht is geschonken aan
de agrarische belangen. Hij vraagt zich afs Worden de agrarische deskundigen
in deze zaken doelbewust voorbij gelopen, of is het zo, dat de land- en tuin
bouw zelf geen duidelijk structuurbeleid heeft op lange termijn?
Naar spreker meent, weet de Voorzitter veel beter dan hij, dat de regering in
in i960 een nota heeft aangeboden aan de Staten-Generaalondertekend door elf
Ministers, ten aanzien van de ruimtelijke ordening In die, nota is wel dege
lijk een plaats ingeruimd voor het agrarisch structuurbeleid."Hoe kan het
ook anders", zegt hij, "onze voedingstuinbouw alleen produceert in Nederland
voor meer dan een milliard gulden. Alleen de totale veilingomzet bedraagt
al meer dan een milliard gulden, terwijl in zijn totaliteit de agrarische
export in Nederland toch altijd nog een bedrag van ongeveer 25 milliard
gulden overschrijdt".
Ook weet de Voorzitter, naar hij veronderstelt dat deze eerste nota, waarover
hij zo juist heeft gesproken, op 12 november 1966 is gevolgd door een tweede,
waarin men toch echt wel perspectief ziet voor een goed agrarisch structuur
beleid.
Duidelijk heeft men gesteld, dat men aan de landbouw binnen 20 jaar 500.000 H.A.
zal onttrekken. Daar staat tegenover, dat de regering er naar streeft om ieder
jaar 50.000 H.A, te betrekken in ruilverkavelingen. Er is een doelbexvust streven
naar een verrdelings-landbouw. Waarom in het aan de Raad voorgelegde structuur
plan hierover met geen woord wordt gerept, is spreker echt niet duidelijk.Hij
troost zich maar met de gedachte, dat het nog slechts een voorstudie is.
Spreker hoopt, dat de Voorzitter het hem niet kwalijk zal nemen, dat hij meent
te hebben gemerkt, dat agrarische belangen voor hem niet zwaar wegen.
Laatst, in Commissieverband, heeft de Voorzitter hem gezegd, misschien onbe
wust, dat de gemeente Breda het betreurt, dat men het gebied Princenhage een
blijvende agrarische betekenis heeft gegeven. Dat heeft niet de gemeente Breda
gedaan. De gemeente Breda had aan het bewuste gebied middels een uit
breidingsplan een niet-agrarische bestemming gegeven, maar Gedeputeerde Staten
van Noord-Brabant hebben het bewuste plan nietig verklaard. Men heeft daar de
tuinbouw een blijvende plaats gegeven.
Bovendien moet spreker hieraan toevoegen, dat het gebied Princenhage middels
een pas afgesloten ruilverkaveling cultuurtechnische in een ideale landbouw
kundige conditie verkeert.
Dat de provinciale overheid dit zo duidelijk heeft gedemonstreerd moge te
vens blijken uit het feit, dat het bedrijfsleven in Noord-Brabant toestemming
heeft gekregen on juist in dat gebied een proeftuin te stichten. Niet alleen
toestemming gegeven, maar bovendien nog de toezegging om jaarlijks middels
een bedrag van ƒ,16.000,te participeren in de eventuele jaarlijkse exploi
tatie-tekorten.
Met deze opmerkingen heeft spreker alleen maar willen demonsteren, dat er
elders toch nog wel andere gedachten leven dan die welke de agrarische be
volking in dit gebied zo vaak moet beluisteren. Er zijn ongetwijfeld
kansen voor tuinbouw in Brabant; wellicht zeker niet minder dan elders in
Nederland, Bovendien zijn de klimatologische omstandigheden in West-Brabant
beter dan waar ook in Nederland. Dit is een uitspraak van Burgemeester Kolf
schoten van Leidschendam, lid van de Tweede Kamer, bekend als agrarisch des
kundige. Het is bovendien een verklaring van recente datum-s-
Nu weet spreker wel,-"en verwijt me nu straks niet" zegt hij, "dat ik chauvinis
tisch ben"-, dat de ontwikkeling van land- en tuinbouw niet alléén wordt be
heerst door de dynamiek van deze bedrijfstak. Hij heeft uitsluitend willen
pleiten voor duidelijkere vormen van samenwerking.
Nu spreker toch aan het woord is zou hij nog op een ander punt willen wijzen,
dat hen als agrariërs dwars zit en dat hiermede onmiddellijk verband houdt,
n.l. het gevaar voor luchtveronteiniging. De gigantische ontwikkeling in de
industrie, welke zich momenteel vestigt over onze grenzen, zal zeer binnenkort,
ook gezien de in hoofdzaak heersende windrichting, een groot gevaar gaan op
leveren; niet alleen voor land- en tuinbouw, maar veel erger nog ten aanzien van
de volksgezondheid. Spreker citeert hier alleen een landbouwdeskundige. De Neder
landse Tuinbouwraad heeft op 31 januari 1967 een voorlichtingsdag aan deze
problematiek gèwijd, Dr.ten Houten, directeur van het Instituut voor planten-
ziektekundig onderzoek, heeft daar, meent hij, toch wel zeer duidelijke taal
gesproken. Door middel van indicatorplanten heeft men wetenschappelijk aange
toond, dat het gevaar voor totale misvorming van gewassen reëel aanwezig is.