-12-
Zolang men in de buitenhaven blijft zitten,is er weinig eer te behalen.
De heer NOORMAN zal in zijn beantwoording heel kort zijn. Hij zou slechts
willen zeggen, dat bij hetgeen door de Voorzitter naar voren is gebracht
er tochwel mogelijkheden in deze zaak zittenj mogelijkheden,waarvoor wel
eskundigheid vereist is, deskundigheid speciaal op watersportgebied en
vooral op het gebied van jachthavens, Aan de andere kant echter" is er deze
mogelijkheid,^ een oplossing in geval van nood en daar kan hij zich zeer
goed mee verenigen.
De heer van derWEEGEN vindt alles wat hij beluisterd heeft prijzenswaard,
daar: ap/or de activiteiten die de Voorzitter aan de dag legt, mén niet
met een kluitje in het riet wordt gestuurd, zoals meer opgemerkt is.
Men kan spreken overs Wat wordt goed gedaan of niet goed gedaan? Als men toen
hetzelfde geluid had laten horen als de Voorzitter nu laat horen,n.l. dat bij eventu
eel slecht weer de mensen zullen worden binnen gelaten, dan had men al dat
ellendig"gedöé'niet gehad.
Men kan zeggen?, "Dat is naprater,^ dat is inderdaad zo, maar het is
jammer, dat dit thans nog gezegd moet worden.
Spreker hoopt ook, dat men van weerszijde met elkaar zal spreken en dat de moeite gn
nornen zal worden om datgene wat gezegd is verder te onderzoeken," misschien kan
daar dan iets goeds uit geboren worden. Dat kan misschien wel binnenkort gebeuren
eri dat hoopt hij. Spreker is echter niet van plan de strijdbijl neer te leggen^
bij vindt dit een groot gemeenschapsbelang, maar hij is erkentelijk voor de
goede voornemens.
De heer RADDER zou,om de zaak een beetje duidelijk naar voren te laten komen,
e vergelijking van de heer van Leeuwen door willen trekken. Wanneer een thans
ictieve bond van gurageloze autobezitters op het gemeentebestuur namens de
vereniging een beroep zou doen in een bepaalde wijk een torengarage op te richten
ten gerieve van de leden, dan verkeren deze mensen in een equivalente positie
als de watersportvereniging "Delta".
De VOORZITTER zou in tweede instantie willen zeggen, dat hij dankbaar is, dat de
heer Noorman gelooft aan zijn serieuze bedoeling om de mogelijkheden,als die er
zijn, deskundig te laten onderzo.eken en de heer van de Weegen voor het ver-
tiouwen.Let is in zoverre veikeerdb^repén dat:'hij slechts beloofd heeft openstelling
onder een bepaalde clausule.Er zullen eerst waarborgen moeten zijn. Dat brengt hem
raar de voorstelling van zaken welke de heer Radder heeft willen geven. Juridisch
is het juist,maar er zijn altijd beleidskwesties die een rol spelen en boven-
ien zou hij het woord"fictief"niet dezelfde rol willen laten spien als de heer
Radder in zijn vergelijking doet,
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna overeenkomstig het voorstel van
Burgemeester en Wethouders besloten,
gg* h.Valkenburg te Eergen op Zoom. Bergen op Zoom 27 maart 1966.
Verzoek om de door hem gehuurde winkel en woningwetwoning Herman
Leusstraat 1j?~ 13a aan hem te verkopen,
Voorgesteld wordt adressant te berichten conform concept-brief nr. 131/141 BB.
De heer van KAAM gelooft, dat hij namens een belangrijk deel van zijn fractie
®ag spreken wanneer hij zegt, dat zij het met de conceptbrief die aan de heer
alkenburg zal worden gezonden niet geheel eens zijn en zij er zioh moeilijk
Eee kunnen verenigen. Deze zaak speelt niet voor de eerste maal.Al meermalen
heeft de Raad een aanvrage van deze winkelier te behandelen gekregen.Het uit
gangspunt, dat door het College steeds is ingenomen ,isdat men uitgaat van een
Woningwetwoning, een winkel en een woningwetwoning en het standpunt, dat men
aarbij inneemtis, dat degenen die daar woonachtig zijn niet voldoen aan de
epalingen zoals deze door het ministerie gesteld zijn ten aanzien van kopers van
Woningwetwoningen, Dan doelt men niet zo zeer op de leeftijdsgrens,maar meer
°P de weistandsgrens,
spreker gelooft echter, dat men hier moeilijk kan blijven spreken van"woningwet-
oning." Deze^winkels en woningen mogen indertijd opgezet zijn als woningwet-
oningen, hij gelooft, dat men nu meer mag spreken over bepaalde bedrijfspanden,
ij vraagt zich af of het niet mogelijk is hier ten aanzien van het gehele geval
0 een oplossing te komen, Spreker weet wel, hier ligt een individueel verzoek
ot het kopen van een winkel en een woning, maar hij vraagt zich af of er niet
®erderen zijn in dat blokje die woning en winkel zouden willen kopen.'ïs door
e"fc College deze zaak al eens onderzocht?," vraagt hij»