m
mr.
Spreker meent te weten, dat zijn fractiegenoot die lid is van de Commissie
de laatste vergadering niet heeft kunnen bijwonen en dus zijn mening niet
heeft kunnen zeggen» Wel is hij door de Wethouder opgebeld, maar men kan niet
verlangen, dat hij zijn oordeel kan geven over de stukken die in de Commissie
vergadering zijn behandeld». Bovendien merkt hij op, dat, wanneer in de Commissie
vergadering de zaak totaal wordt uitgesproken men in de Raadsvergadering niets
anders meer heeft te doen dan er voor of tegen te zijn.
DeVOORZITTER zegt, dat de heer Verschuren dan zijn bedoeling verkeerd be-
grijpt. Men heeft volledig de vrijheid een eventueel afwijzend standpunt in
De Commissie met toelichting en al in de Raad te handhaven. Alleen betreurde
spreker het, dat ,daar de heer Verschuren op talrijke technische details inging,
cien dergelijke onderwerpen niet eerst in de Commissie doorgesproken heeft, omdat
cien dan meer gelegenheid heeft het cijfermateriaal te bekijken. Dat was de
zin van zijn betoog. De mededeling,dat het lid van de K.S»P.-fractie nood
gedwongen de Commissievergadering heeft moeten verzuimenzal hij moeten
accepteren, maar hij wenst alleen nog te onderstrepen,dat de Commissievergaderingen
De efficiënte zakelijke voorbereiding zijn voor de Raadsvergadering. Hij
spreekt de hoop uit, dat dit in de toekomst inderdaad ook zo zal geschieden.
De heer VERSCHUREN wil vervolgens nog bt eai en ander zeggen op hetgeen de
Wethouder naar voren heeft gebracht. Spreker weet niet of hij zo ontzettend
onduidelijk heeft gesproken, maar de Wethouder heeft hem meermalen woorden
in. de mond gelegd die hij niet gesproken heeft. Spreker zou met de heer Noorman
gszegd hebben, dat het peil van het onderwijs met deze vergoeding achteruit
zou gaan. Dat heeft hij echter helemaal niet beweerd. Als men de moeite neemt
De notulen van vorig jaar na te gaan, dan zal men zien, dat hij uitdrukkelijk heeft
gesteld - en de heer Berger heeft er nog op ingehaakt - dat het peil van het
onderwijs in Bergen op Zoom goed is, Hij kan er inkomen, wat de Wethouder
„®eze®D heeft, dat de man voor de klas ook veel moet doen,
MaanjJ zegt hij, "daar gaat het niet om."Hij heeft ook niet gezegd- de Wethouder
legt een bepaalde mededeling zo uit - dat de heer Verschuren wel waarde hecht
te aan het advies van.de inspectie. De heer Verschuren heeft gevraagd naar
een brief die door de inspectie geschreven is, maar dat wil niet zeggen,dat
ij waarde hecht aan de adviezen. Hij kent de adviezen niet eens en men
kan dan niet zeggen of hij er waarde aan hecht of niet,
fervdgsiBDs De Wethouder ook teruggekomen op de kwestie van het peil van het
onderwijs». Spreker zal daar niet verder op ingaanj dat gaat langs hem heen.
Dat er schoolbesturen zijn die wel aardige dingen uit de exploitatievergoeding
aangeschaft hebben, kan hij zich indenken. Iemand die het grootste deel van zijn
leven in een bepaalde omgeving doorbracht, zal het zo aangenaam mogelijk willen
hebben.
De Wethouder heeft het ook gehad over het geld, dat over was bij sommigen,
Illaar dan vraagt hij of men de scholen die van grote omvang zijn niet als
economische instellingen mag beschouwen en dan is het toch heel logisch, dat
De mensen iets reserveren voor bepaalde dingen. Er kan onverwacht iets ge-
euren waar geld voor nodig is. Artikel 72, waarvan het dikwijls niet
gedaan kan worden, werkt traag. Er springt b.v. een verwarmingsketel. Moet
Qt schoolbestuur dan wachten op toepassing van artikel 72 en de leer
ingen naar huis sturen? Het is dan toch logisch, dat de schoolbesturen wat
gereserveerd hebben. Spreker gelooft,dat het hij de wet bepaald is,dat de
schoolbesturen reserve moeten hebben,
Docts heeft de Wethouder het gehad over de geringe verhoging door Gedeputeerde
^Daten van ƒ,60,-- op ƒ.65,-- maar dat is het volstrekt nietj het is een
"^erhoging van bijna 10^, De hoofdinspectie is er ook mee gemoeid. Het ging over
e "begroting van 1964. Daarvoor kwam in eerste instantie de vergoeding per
eerling aan een bepaalde school op ƒ.73,44 en hij behandeling van de zaak werd
eukweg gezegd, dat de school met ƒ.65,-- per leerling per jaar voldoende zou
^ebben. Dat zijn twee dingen die hij niet met elkaar kan rijmen,WEërst ƒ.73,--
^enekenen en als men dan advies moet geven het dan op ƒ.65,-- bepalen,
jpneker wil nog opmerken, dat voor dat jaar ƒ.60,-- gevoteerd was,
°k 2°u spreker gezegd hebben, dat hij niet aan financiën denkt. Dat heeft hij
j^iet gezegd. Hij heeft gesproken over de relatiedie er bestaat tussen de arti
kelen 72 en 101 en de financiële verhoudingswet i960. Als hij de Wethouder hoort,
iOgt spreker de indruk, dat de kost en van onderwijs ergens de begroting
uitend moeten maken en dat is iets wat hij een bezwaar vindt. Dat de Wet-
^ouder weet,dat do, kosten stijgen, neemt 'hij wel aan.Verder heeft de Wethouder
zegd, dat hij 2ich niet eenzaam voelt in verhand met de uitspraak van Gede
puteerde Staten.