-13-
Spreker kan hierin wel met het hetoog van de Wethouder meegaanj de vergoedingen
per leerling lopen in de diverse Nederlandse-gemeenten zover uiteen,dat een
gemiddelde niets zegt., maar dan net dien verstandedat toch ergens een rode
lamp gaat branden als het Bergen op Zoomse cijfer ver beneden dat gemiddelde
komt
Wat meer moeite heeft spreker gehad met de stelling van de Wethouder, dat over
leg met de schoolbesturen bijna onmogelijk is, omdat er toch schoolbesturen
zijn die zeggen,, dat de vergoeding nergens op lijkt. Daarom heeft de Wet
houder in 1964 19é5 geen overleg gepleegd met schoolbesturen. De Wethouder
wilde afwachten welke beslissing Gedeputeerde Staten zouden nemen op het aan
hangige beroep van drie schoolbesturen, Bovendien, als er een beslissing
was gevallen, dan nog zou overleg alleen zin hebben als de schoolbesturen de
deskundigheid van de inspecties van het L,0. en van de Nederlandse Onderwijs
raad zouden aanvaarden. Aldus de Wethouder hij de behandeling van de begroting.
De onderwijsvergoedingis esi uitermate specialistische en moeilijke aange
legenheid, waarop hij als Raadslid en niet-deskundigezeker geen exact antwoord
kan geven, maar bij nadere bestudering van deze zaak uit de notulen van de be
grotingsvergadering heeft hij toch wel critiek op een eenzijdige benadering
en vaststelling van de vergoeding.
Er zijn drie schoolbesturen in 1964 in beroep gegaan tegen het bedrag van
le vergoeding. Er is een brief van de R.K.Schoolraad te Bergen op Zoom,dat
het niet mogelijk is om door overleg tot een behoorlijke vergoeding te komen,
Daarop heeft de Wethouder van verder ovaleg afgezien,
"Maar',' zegt spreker,"in de eerste plaats vertegenwoordigt de R.K.Schoolraad niet
alle r.k.lagere scholen in Bergen op Zoom en bovendien zijn er nog andere,
Biet name de christelijke en neutrale scholen. Waarom," zo vraagt hij, "is met
leze schoolbesturen geen overleg gepleegd?"De Wethouder kan beschikken over
sen zee van gegevens. Alle schoolbesturen moeten begrotingen indienen, rekening
en verantwoording afleggen en als hij ze vraagt, kan hij nog neer gegevens krijgen
Uit dit overleg zou uiteindelijk een redelijke vergoeding kunnen worden vast
gesteld.
Als raen in het verleden ziet in 1959 heeft de toenmalige Wethouder voor onderwijs,
le heer Gerritse, in nauw overleg met de schoolbesturen de vergoeding vastge
steld, hetgeen tot tevredenheid van alle partijen gebeurde.
hls de Wethouder zegt,°"¥e moeten voor de beoordeling van de vergoeding uit
sluitend afgaan op de plaatselijke situatie" accoord, daar kan iedereen mee
instemmen, maar dit betekent, dat dit oordelen de vrucht moet zijn van samen
werking en nog eens samenwerking. Zo wordt het spel elders ook gespeeld.
Spreker stelt primair, dat de vergoeding moet worden vastgesteld door de Wet
houder in overleg met de daarvoor in aanmerking komende schoolbesturen en
int de bemoeienis van de inspectie van het lager onderwijs en van de School -
^aad van secundair belang is.
De inspectie heeft toch wel in de eerste plaats een toeziende taak op de
kwaliteit van het onderwijs, de onderwijzers, de hygiëne ,enz
Als de inspectie oordeelt over de vergoedingen,dan zal zij toch weer terecht
boeten komen hij de plaatselijke practijk en dus genoodzaakt zijn
tot overleg met de schoolbesturen,
Eit overleg van de inspectie met de schoolbesturen .heeft, voor zover hem
hekend, niet plaats gehad. Spreker kan aan de uitspraak van de inspectie dan
°°k maar een zeer beperkte betekenis toekennen. De Wethouder wil- als hij
^-at goed gelezen heeft in de notulen van de begrotingsvergadering - de
zaak van de vergoedingen nu en voor de toekomst in handen leggen van de
inspecties, Dat kan naar zijn mening beslist niet de bedoeling zijn van de
De wet geeft uitdrukkelijk aan,dat de gemeenten zelf een norm moeten
hanteren en wanneer mogelijk deze norm moeten afleiden van de openbare
School5 de school, waarin het gemeentebestuur zelf als schoolbestuur optreedt,
zijn hier schoolbesturen die een correct en zuinig beheer voeren»een
6heer,dat de redelijke behoeften van hun school biet te boven gaatj oen be-
t6er ook,dat niet zuinigear kan,omdat dan de kwaliteit van het onderwijs niet
¥eer verantwoord is,
h dit opzicht spreken de hen bekende cijfers ook .een duidelijke taal. Dit
ijkt a 1 uit het Raadsbeeluit van juni 1964,waarbij met de scholen wordt
Gerekend QVer een periode van 5 jaar, rul. van 1958 tot en met 1962. Dan
^eest daa,rin ,dat de vergoeding toen al te laag was en dat althans de
^eu^hale school en de christelijke schoolrespectievelijk ruim 11000,-- en
J 8,000,uit eigen zak hebben moeten bijpassen. De gemeente heeft de uit-
Uaven van die scholen over die periode nauwkeurig onder de loupe genomen, De
Uitgaven die men gedaan had,vielen binnen liet kader van dê uitgaven die ge aan
Uochten worden en niettemin bLeek hier een groot tekort,