-12- Men zou tooh personen en zaken moeten weten te onderscheiden.Om de schijn te vermijden, dat de betrokken Wethouder dit als een persoonlijke kwestie be schouwde, zou het naar zijn mening verstandiger zijn geweest het bedoelde be stuur met kien te adviseren om de procedure normaal door te baten gaan. Hog een enkel woord zou spreker dan willen zeggenoverop welke wijze de be groti ng vóór het bedrag per leerling tot stand komt. Uit de aard der zaak komen hier talloze grotere en kleine psten op voor. Over onderhoud, verwarming, verlichting en schoonhouden heeft hij al eerder -gesproken en daarbij aangetoond, dat hier ongeveer 50% Qee gemoeid is. Wie nu denkt ,dat er met de diverse schoolbehoeften kwistig gestrooid kan worden, vergist zich. Zou dit het geval zijn, dan had men 75% meer nodig dan het thans ter tafel liggende voorstel. Een kleine greep hieruit moge'dit illustreren; 3 potloden per jaar per leerling, een penhouder per jaar per leerling - en dan maar hopen, dat deze niet na 14 dagen geconsumeerd is - een lineaal per jaar, een koffiekan voor de school ,waar men 10 jaar mee behoort te doen, 4 stukjes zeep per jaar per klas, 1 rol closetpapier per jaar per leerling. Zo zouden er nog tientallen voorbeelden aangehaald kunnen worden, waaruit blijkt, dat men het heel kalmpjes aan moet doen. Met dit alles voor ogen kan men naar zijn mening toch werkelijk niet vol houden, dat het thans ter tafel liggende voorstel ook naar hij benadering te acce teren is. Hij herhaalt dan ook wat het vorig jaar door hem is gevraagds Breek met de sleur van de gedachte, dat men in het Zuiden met minder kan vol staan dan in de rest van het land. Han het antwoord van de Wethouder zal het afhangen of spreker in tweede in stantie met een motie zal komen om de Haad voor te stellen een hogere uit kering te vragen. De VOORZITTER vraagt zich af waarom het lid van de K.S.P. fractie dat in He Commissie voor Onderwijszitting heeft niet met deze cijfers in.de Commissie is gekomen oaideze aan de cijfers van de Wethouder te toetsen.Van He Commissie is er nu een eensluidend advies. Spreker vindt dit een betreurens waardige zaak. Een kostenvergelijking had op de weg gelegen van de onder wijscommissie alvorens de zaak in openbare Raadszitting behandeld werd met he volledige vrijheid om er tegen te blijven en het inzicht van de Wethouder te verwerpen. Spreker vindt het jammer, dat de technische vergelijking van de begroting niet in de onderwijscommissie is getoetst. Hij refereert zich aan wat hij in zijn jaarrede heeft gezegd #3. dat een grote openheid in de Commissievergadering gepaard kan gaan met een diepgaande bespreking van de ■technische details.jwaardoor in de openbare vergadering nog slechts de grote lijnen in bespreking behoeven te komen. Met klem zou spreker er op willen -wij zen dat dit naar zijn oordeel de juiste procedure is voor een goede gang van zaken maar dat de heer Verschuren' thans de spelregels gaat doorbreken, De heer v.d. WEEGEIT zou naar aanleiding van het betoog van de heer Gorrissen op willen wijzen, dat hij-een van degenen is geweest die hem in zijn actie v°or verhoging van de bijdrage voor het lager onderwijs hebben gesteund. Hij moet zeggen, dat wat de heer Gorrissen thans heeft voorgelegd hem erg Soed is beyallen. De goede bedoelingen zull'en wel aanwezig zijn en vandaar dat hij dit voorstel een goed hart teedraagt. Dat het College tot een sa menspraak is gekomen vindt hij ook een-vooruitgang. Ook daar zou hij even ts de heer Gorrissen waardering voor willen uitspreken. Hij is het ook esns met de vraag aan de Wethouder voer financiën, van wie tcch de dubbel- ^les moeten konen, of er nog ruimte is voor een hogere uitkering en om daar mee het onderxirijs voor- deze stad zo hoog mogelijk te helpen opvoeren. e heer NOORMAN merkt op, dat het er langere tijd naar uit heeft gezien dat Het touwtrekken over de vergoeding ex artikel 101 der Lager Onderwijswet !"'- het bijzonder een aangelegenheid was tussen de Raadsleden Gorrissen en Gbschuren enerzijds en de Wethouder vx r Onderwijs anderzijds. stelling van deze Raadsleden met-l-dn of niet bepaalde schoolbesturen op 7e achtergrond was dat de vergoeding zover beneden het algemeen gemiddelde Jn_hederland ligt dat ze heslist onvoldoende was om te voorzien in de rede- xjke behoeften van het lager Onderwijs. Met andere woorden «dat de kwaliteit het onderwijs hier in het gedrang komt. Zij dringen daarom aan op over- met de schoolbesturen om tot een redelijke vergoeding te komen. Wethouder heeft laatstelijk bij de behandeling van de begroting hiertegen gHgebracht ,dat het College de vergoeding redelijk en voldoende acht. vindt dat landelijk gemiddelde van heel gering belang en gaat uitsluitend °P de plaatselijks, situatie.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1966 | | pagina 32