~25~
De VOORZITTER merkt op, dat de heer Hijpels niet van de Wethouder kan eisen
een beschikking over te leggen waarin staat, dat na de bouw van een Bogaers-
bungalow pas een jaar later een garage gebouwd kan worden. Hij heeft ge
steld, dat voor alle bouwwerken na een jaar pas weer een nieuwe vergunning mrleaid
kan worden en dat geldt ook voor Bogaers-bungalows.
D kunt de beschikking krijgen of een fo.to-copie ervan1,' "zegt hij tot de
heer Nijpels^' maar U zult daar de naam"Bogaers-bungalows"niet in aantreffend
Dan moet men niet zeggen#'Daarvoor geldt het niet',1 xvant het geldt voor
iedere bouwvergunning.
Spreker gelooft, dat de kwestie daarmee uit de wereld is en hij gelooft, dat
het nuttig is, dat de heer Nijpels op dit punt toegeeft, dat hijuit oude
kennis dacht,dat het een kortere termijn was in plaats van een jaar.
Hier ligt een voorschriftdat Burgemeester en Wethouders niet kunnen overtreden,
Hij vraagt of iemand nog behoefte heeft aan een verdere verklaring.
De heer GORRISSEN wil het niet lang maken, maar hij veronderstel^ dat hij
kennelijk niet goed is begrepen. Het is zos de heer Hijpels kent hem en
hij kent de heer Hijpels. Als mens tegenover mens hebben ze niets tegen
elkaar, maar spreker vindt dat,wanneer de heer Hijpels er een politieke tint
in ziet,hij een zekere overgevoeligheid heeft. De gehele interpellatie die
hij gehouden heeft,ging over zaken die in de pers zijn weergegeven
Raar aanleiding van gegevens, klachten, beschuldigingen en politiek die
Hrans Lambrechts in het openbaar, in de pers heeft laten publiceren.
Spreker heeft een aantal vragen gesteld naar aanleiding van deze soort zaken,
ohi duidelijk te weten te komen hoe de zaak ligt. Hij vindt, dat,wanneer
Lambrechts klachten heeft over de bouw van zijn Bogaers-bungalow,daar de heer
Hatsma, Ir Peters en anderen niets mee te maken hebben. Als hij die namen noemt
®n daarbij veronderstellingen maakt, dan meent spreker te mogen opmerken wat
hij gezegd heeft en in de tweede plaats meent hij enkele bepaalde dingen te
hebben moeten opmerken die naar zijn mening onjuist zijn. Hij vindt een artikel
in de pers waarin men op deze manier klachten weergeeft met zoveel dingen die niet
kloppen niet juist. Dan moet de heer Hijpels niet zeggens'Lambrechts wist van
hiets|"hij heeft het zo in de krant laten schrijven. De heer Hijpels beschouwt
het als een aanval op de K,S,P, maar dat is het niet. Hij wil gae.rne deze zaak
de heer Hijpels bespreken. Spreker gelooft niet, dat men deze avond hier uit
komt,,-maar bij.geeft er de voorkeur aan persoonlijk deze zaak met de heer Hijpels
°P te nemen;dan kan ieder zijn eigen conclusies trekken.
De heer HIJPELS merkt op, dat een adspirant-K.V.PTRaadslid bij hem hiernaar
Heeft geïnformeerd en gevraagd heeft hoe het komt,dat heel Nederland door de
pibtenaren wordt geregeerd. Men moet niet denken, dat de K.S.P, dit gebruikt
°ni er politieke munt uit te slaan. Er is vrijheid van pers, God zij dank, en als
eD vrijheid van pers is,dan vindt hij het niet juist, dat men dit in de Raad
wil--brengen.
De VOORZITTER merkt op, dat het gaat over de onwaarheden die dóór de heer
Dambrechts naar voren zijn gebracht.
De heer HIJPELS zegt,dat er zijdelings toch de politiek bij wordt gehaald.
Hij wil er een streepjender zetten en deze kwestie met de heer Gorrissen
hespreken,
He VOORZITTER acht dit het beste een streep er onder. Hij zou er toch nog
°P willen wijzen, dat niet alleen in Bergen op Zoom,maar in heel Nederland
Veel onbegrip bestaat over wat men noemt;'hmbtenaren-bureaucratie,"
spreker gelooft, dat het zijn plicht is hier op te merken, dat het er wel eens
°P kan lijken en dat het een taak is van de overheid op een gegeven moment op
„Passende wijze duidelijk te maken waarom het niet anders kan,
Hhs maatschappelijk stelsel is uitgegroeid tot een uiterst fijn mechanisme
Waarin alle radertjes op de juiste wijze moeten lopen en in elkaar passen,
moet bedenken, dat in ons Nederland, met zijn klein grondgebied,zoveel
Mensen nu en in de toekomst gehuisvest moeten zijn. De klachten die nu
Gelden,zouden er niet zijn wanneer men over voldoende grond zou beschikken,
zou ook een parallel kunnen trekken met de verkeerswetgevingwelke met de
^ag moeilijker wordt voor het verkeer. De toename van het verkeer dwingt deze
Woorschriften automatisch af en dat geldt op allerlei gebied van de maatschap
pij. De individuele burger zal in vele gevallen deze druk als een aanslag op
e persoonlijke vrijheid en de vrijheid van handelen ondervinden, maar men
Doet zich er van bewust zijn, dat het een zaak van algemeen belang is en dat voor
6 leefbaarheid al deze voorschriften noodzakelijk zijn, In de Raad kan men in
°Penbare discussies over deze zaken spreken ,maar men moet daarbij met kennis van
^aken de noodzakelijkheid van de diverse maatregelen aantonen. De Raad is niet
e Plaats waar men in het wilde weg deze zeer begrijpelijke'verlangens van de
Hadividuele burgers moet verdedigen,maar wel het ingewikkelde stelsel voor de
H^geri j 'ciui&eli jk maken.