-21- Ze moeten aangepast worden aan de prijsstijgingen van de laatste maanden, maar „dan niet zoals thans wordt voorgesteld, rij hehhen als Gemeenteraad de plicht, meert spreker, "te zorgen voor goede ontspanning en recreatie'] Dat dit geld kost, is te "begrijpen en dat de mensen, die hiervan gebruik maken, daarvoor ook wat over moeten hebben is billijk m.aar dit moet de draagkracht van de betrokkenen niet te boven gaan. Met de door het College voorgestelde verhoging, zou het voor de werk nemers en hun gezinnen te duur worden. Men schrijft verhogingen voor, die variëren van 10 tot 100?$, Spreker weet niet, of het nodig zal zijn, maar indien deze verhoging de goed keuring moet hebben van de bevoegde instanties, dan gelooft hij, gezien de politiek van de regering, dat deze verhoging van de tarieven, deze goedkeuring niet zal verkrijgen. Hij zou het College dan ook met klem willen verzoeken, met andere voorstellen te komen. Spreker zal wachten tot de tweede instantie en indien hij geen bevredigend antwoord krijgt, of geen andere aspecten naarvoren worden gebracht, zal hij hieromtrent met voorstellen ter tafel komen. De heer HIJPELS heeft slechts één vraag. Hij zou van de Wethouder willen verne men, of het natuurbad "De Zanderiien" reeds is afgeschreven. De heer NIJSSEN zou, naar aanleiding van w&J door de vorige sprekersnaarvoren- is gebracht, deze vraag willen stellen. Men heeft het zwembad "De Zanderijen" en men spreekt daarbij over"recreatid', maar hij gelooft, dat het zwembad ook -<-n deel van de volksgezondheid uitmaakt, Reeds eerder heeft hij horen verklaren, dat voor de volksgezondheid offers ge bracht moeten worden. Wanneer men de tarieven zo rigoureus verhoogt, gelooft spreker niet, dat men daarmee de volksgezondheid in de toekomst zal bevorderen. De heer BERGER zou naar aanleiding van het betoog van de vorige sprekerseen vraag willen stellen» "Hoe zal Bergen op Zoom ooit aan een oombi-bad kunnen beginnen als deze mentaliteit, die nu naarvoren gebracht wordt, wordt gecon tinueerd. De heer VERSCHUREN heeft ook een vraag. Het is zo, dat door de drastische verhoging de grote gezinnen, het meestin' 't gedrang komen. Als hij zijn eigen gezin neemt, meent hij totdrr- conclusie te moeten komen. Hij zou de Vraag voor willen leggen, of niet de mogelijkheid bestaat, dat een bepaalde reductie wordt toegepast en een grotere progressie dan op het ogenblik kon worden gebruikt. De heer VAN HEIJST merkt op, dat door de heer de Jaeger is gezegd, dat hij met de motieven van het College niet tevreden is, In 1959 heeft al een kleine ver— oging plaats gehad en zijn fraotie is tegen deze verhoging. Spreker vindt het prettig, dat maar meteen te weten, dan weet men tenmirBte, dat men kan argumen teren met het vooruitzicht, dat de fractie er tegen blijft. Dat de huidige tarieven een reële achterstand vertonen, vindt de heer de Jaeger geen motief," Wat zou dan wel een motief kunnen zijn, bij dit soort overwegingen"^' vraagt spreker, Hij wil wel een overzicht geven, hoe de loonontwikkeling is ge-r weest en hij wil er ook op wijzen, dat de personeelskosten in de zweminrichtingen minstens 60% van de kosten uitmaken, zodat vooral van de personeelskosten bekeken moet worden, hoe ver deze verhoogd zijn, In 1959 was dat ongeveer 6?$, in 1960 weer 5in 19^1 opnieuw 5$ en ook in 1962 was het 5%, terwijl het in 19&3 zelfs 5lg% was en hoe het in 1964 is> kan men naar zijn mening waarsohijnlijk zelf wel beoordelen. Dat betekent, omdat deze verhogingen allemaal cumulatief zi^. dat van 1958 af deze kosten minstens met 50?$ zijn gestegen. De loonfactor is dus minstens met 5Cp$ gestegen. De Raad zal begrijpen, dat daardoor enorme tekorten in deze inrich tingen zijn ontstaan en het zijn in zijn ogen beslist reële motieven, wanneer men nu wil proberen, daar toch een beetje paal en perk aan te stellen. Door de heer de Jaeger is ook gezegdj"Zorgt voor goede ontspanning en recreatie" Die zorg is bij het gemeentebestuur beslist aanwezig, maar als men goede ont spanningen reoreatie-mogelijkheden wil scheppen, dan weet de heer de Jaeger ook? dat daarvoor investeringen nodig zijn en dat investering^rente en aflossing vragen. Wil men investeren, dan moeten er ergens inkomsten zijn en moet de inrichting bijdragen in de kosten. Door de heer de Jaeger is gezegd, dat de kos ten bij velen de draagkracht te boven gaan. Men krijgt dan het bekende- probleem. De draagkracht van de Bergenaren schijnt relatief ten opzichte van elders bij zonder laag te zijn. Als men zegt, dat het hier de draagkracht te boven gaat, dan schijnt de draagkracht in andere gemeenten kennelijk groter te zijn, omdat daar hogere tarieven wel aanvaard worden. Overigens vindt hij het ook niet pret tig voor onze bevolking, als men zegt, dat het de draagkracht ervan te boven schijnt te gaan. Gezegd is, dat de verhogingen variëren van 10 tot 100%, maar als men de tarieven bekeken h^eft, zal men ontdekt hebben, dat in deze verho gingen systeem zitj een systeem, waarbij men probeert de verhogingen voor de jeugd zo gering mogelijk te houden.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1964 | | pagina 43