r -17- Spreker heeft er behoefte aan om aan te kondigen, dat hij een motie wil indienen, nadat de Wethouder- geantwoord heeft. De VOORZITTER merkt op, dat de heer Gorri3sen dat nu zal moeten doen. De heer GORRISSEN heeft daartegen geen bezwaar,"Het is een vriendelijke motie',' zegt hij 4v/aarin wordt vastgesteld, dat de onderwijsinstellingen het op prijs stellen, dat van de zijde van het gemeentebestuur bepaalde pogingen gedaan worden om de zaak overeenkomstig hun wensen te krijgen. Zij vinden evenwel, dat er een beetje geduwd moet worden. Zij hebben begrip voor de* moeilijkheden van het gemeentebestuur, maar menen toch, dat de bedragen ,die verstrekt worden, onvoldoende zijn. Spreker stelt dan de volgende motie voor» 'De Gemeenteraad verzoekt aan het College het volgende i a, zich te beraden over de mogelijkheid van een aanvullende verhoging van het bedrag ex artikel 101 voor het g.l.o, 1964} b. bij het opstellen van de begroting voor 19^5 te streven naar een bedrag overeenkomende met het landelijk gemiddelde," Deze motie wordt voldoende gesteund, waarom de VOORZITTER de behandeling van de motie aan de orde stelt. De heer VERSCHUREN kan zich niet aan de indruk onttrekken, dat dit door de heer van Heijat^van te voren handig opgezet is. Hij krijgt de idee, dat dit hetzelfde is als met"Scapin',' toen ervoor gepleit werd, om de vereniging een kans te geven en het voorstel kelderde met 17 tegen 8 stemmen. Dat zal op het ogenblik weer wel zo gaan gebeuren. Om terug te komen op het betoog van de Wethouder merkt spreker op, dat diens betoog hierop neerkomt, dat door de schoolbesturen zoveel overgehouden wordt voor de volgende periode dat ze bijvoorbeeld een speelplaats kunnen uitbreiden, wat f, 148O,kost,Hij meent, dat bijna elke school een overschot heeft gehad! spreker zou echter willen adviseren in de scholen de leermiddelen eens te gaan bekijken, dan ziet men dikwijls nog boekjes met de oude spelling. Het is uit eindelijk zo, dat bepaalde hoofden van scholen uit zuinigheidsoverwegingen, om noodzakelijke voorzieningen te kunnen treffen het zuinig aan doen,maar dan ko.nl de aanschaffing van leermiddelen in het gedrang. Men moet de oliestook ver nieuwen, de speelplaats uitbreiden,enz.,en zo zitten meestal de hoofden van scholen de touwtjes aan elkaar te knopen. Er zijn scholen, die een bandrecorder hebben of een projectie-apparaat. Het is hem bekend, dat or scholen zijn met een filmapparaat, naar spreker gelooft heus niet, dat de Wethouder er zo van overtuigd is, dat de scholen gelden kunnen reserveren, want dit wordt dan ten koste van andere dingen gedaan. Hij spreekt uit ervaring. Als er scholen zijn, die op een bepaalde manier subsidie kunnen krijgen voor het aanleggen van oliestook of wat ook, dan zou zijns inziens het gemeentebestuur er het schoolbestuur op moeten wijzen, dat er gelegenheid bestaat, dat het gesub sidieerd wordt. Als anderen de hoofden van scholen adviseren om het aan te vragen aan de gemeente, omdat het vergoed wordt- spreker heeft het zelf aan de hand ge had- wordt dat nooit gedaan* Of er schroom of angst achter zit om veel aan de bel te trekken, met de vrees, dat men straks wanneer men iets nodig heeft, de kous op de kop krijgt, weet spreker niet, maar hij heeft in deze wel ondervinding, dat men het meestal niet durft te vragen. Die reserveringen moeten naar zijn mening met een korreltje zout genomen worden, De motie, welke de heer Gorrissen heoft voorgesteld, heeft spreker ook gesteund, maar hij zou nog verder willen gaan en het voorstel willen doen de subsidie per Leerling op te trekken tot het landelijk gemiddelde. Men moet in het zuiden een daad stellen en laten zien, dat men hetzelfde kan doen als in het noorden. De heer BERGER merkt op, dat de heer Verschuren geïnsinueerd heeft, dat er een spelletje wordt gespeeld door de K V.P,-fractie. Men zou een der sprekers op laten draven om kritiek uit te oefenen op het gemeentelijk beleid en het een ander weer ongedaan laten maken. Spreker vindt het een handig speculeren van de heer Verschuren, maar hij wil hem tooh wel uit de droom helpen en hier pertinent verklaren, lat hij niet wist, dat de heer Gorrissen een motie zou indienen. Natuurlijk is deze kwestie een punt van beraad geweest in de fractie. Er is lang over deze zaak gediscussieerd, maar toen stond, behalve bij de heer Gorrissen de opinie vast, dat met deze jaarlijkse verhoging van de vergoeding voor het onderwijs terdege rekening werd gehouden met de behoeften, die het onderwijs ter plaatse heeft. Gelukkig heeft men thans uit de mond van een oud-onderwijzer gehoord, dat het onderwijs in Bergen op Zoom op hoog peil staat. Men kan dus constateren,dat ondanks de bekritiseerde lage uitkering,de laatste jaren het niveau van het onderwijs er niet onder heeft geleden en spreker is ervan overtuigd, dat dit ook met de voorgestelde verhoging niet het geval zal zijn. - "ft. r Vs t

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1964 | | pagina 39