-13- De heer van LEEUWEN wil met alle respect voor hetgeen de vorige sprekers naarvoren hebben gebracht daar nog op aansluiten, dat het inderdaad zo is, dat vorig jaar het gemiddelde in urabant en Limburg het laagste was van het gehele land.In Brabant was het f. 52,28, in Limburg f. 55,86, terwijl het landelijk gemiddelde voor plaatsen tussen de 20 en 50 duizend zielen f. 66,27 was. Hij zou daarbij echter willen opmerken, dat het altijd erg moeilijk is om met een landelijk gemiddelde te werken, want in een landelijk gemiddelde zitten ook de grotere steden en plaatsen met meer scholen. Zover spreker zijn oor te luisteren heeft gelegd bij de plaatselijke scnool- besturen, kan hij vertollen, dat de schoolbesturen van het g.l.o. ten zeerste tevreden zijn met de hier voorgestelde verhoging. Hij wil danook zijn dank uit lengen aan het dagelijks hastuur voor de wijze waarop men de schoolbe sturen in deze tegemoet gekomen is. De heer VnN HEIJST wil allereerst constateren, dat het betoog van de heer orrissen in een zodanig tempo naarvoren is gebracht dat de kans niet gerirg is, dat hij enige punten van diens betoog bij do beantwoording over het hoofd zal zien. Jpreker wil dan gxaag eerst enkele opmerkingen maken over de neiging om aan ae statistische gegevens grote waarde toe te kennen. Hij gelooft namelijk, at men met statistische cijfers zeer voorzichtig te werk moet gaan. De grote steden, zoals ook door de heer van Leeuwen is gezegd, zijn sterk in 'ie voordeel, omdat de uitkering, uit het gemeentefonds, zeer ten gunste van haar uitvaltDe kleinere gemeenten betalen over het algemeen ook hoge uitkerin gen, omdat haar scholen een te geringe bezetting hebben. Vele steden in den lan- e kennen het bijzonder onderwijs en zelfs in kleine gemeenten kent men vaak verschillende scholen van bijzonder onderwijs. Er zijn kleine gemeenten, die aan één school normaliter voldoende zouden hebben, waar drie of vier scholen worden geëxploiteerd, samenhangend met het karakter van de bevolkingsopbouw, it heeD"t natuurlijk consequenties voor de uitkering, die in kleinere gemeen- en per leerling wordt gegeven. Het is dus duidelijk, dat zovel grote gemeen ten, als ook bijzonder kleine gemeenten een zeer flatterende invloed hebben t landelijk gemiddelde. De heer Gorrissen hoeft aan de hand van artikel "I £ezegd> dat gezorgl moet worden voor redelijke voorzieningen. Die kunnen in ïedeK gemeente anders zijn. Dat hangt- en dat houdt 3preker vol- in hoge mate van de klasse-bezetting af. Als spreker zegt, dat die in deze gemeente vari eert van 29 tot 59, dan is deze bezetting bijzonder goed en is het dus daarom in principe mogelijk, dat onze scholen zuiniger kunnen worden geëxploiteerd, dan in andere plaatsen misschien het geval is. Men hanteert het gemiddelde misschien te gemakkelijk*, men zou oog moeten hebben voor de plaatselijke situaties, uoor de heer Gorrissen zijn getallen genoemd, die bij sprekers weten soms niet juist waren. Hij heeft een gemeente genoemd, -aar in i960 het bedrag van f. 4jverhoogd werd tot 1. 60,-- en God.Staten zouden daarmee hebben ingestemd. Volgens zijn gegevens was het in 19t>^ dat deze zaaK zo verliep maaï daar wcr d toen een begroting overgelegd door het Centraal Bureau, dat goed georiënteerd is in deze zaak, en deze begroting wees f. 72,aan per leerling. De Raad had er oren naar, maar heeft de begroting niet zodanig correct gevonden, dat meteen f, 72,-*- werd gevoteerd. Men heeft met f. 60,volstaan] Door de heer Gorrissen is voorts gezegd- en men schijnt goed geïnformeerd to zijn- dat Bergen op Zoom voor 1964 een bedrag van f. 80,67 zal krijgen per leerling, die de lagere school bezoekt. Dit getal is pertinent onjuist. Dij krijgen- spreker wil het bedrag wel noemen, omdat het nu toch aan de orde komt- voor toepassing van artikel 72_ voor dekking van de kosten voor vakonderwijs en voor een toevoeging aan het bedrag van f. 59, dat men apart per leerling krijgt,per klas f. 1250,-- en dat is dus ongeveer- hij moet het uit het hoofd berekenen-iets minder dan f. 58,per leerling, plus die f. 59»maakt dat f, 77»In ieder geval klopt f. 80,67 niet, maar dat maakt bovendien geen indruk, want uit dat bedrag moet de gemeente ook artikel 72 toepassen en het vakonderwijs bekostigen. Kort en duidelijk gezegd» van die f. 1250,-- per klas moet de gemeente dus eerst het bedrag van f. 39,por leerling, dat men ook van het Rijk krijgt, tot f, 60, aanvullen en van het overige moet men artikel "(2 toepassen en het vakonder wijs bekostigen. Het is eenvoudig om het zo voor te stellen, dat die .80,67 zonder meer per leerling beschikbaar zouden zijn, om aan de schoolbesturen door te betalen, maar dat is beslist niet het geval. oor de heer Gorrissen is nog gezegd, dat,daar de uitkeringsbedragen al jaren veel te laag zijn, men de tering naar de nering moest zetten en bovendien is gesteld, dat sommige scholen tien duizend gulden uit eigen middelen hebben moeten aanwenden.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1964 | | pagina 35