jc >:u
-14-
Er is gesproken overj10$ van het aantal lesuren wordt gebruikt door scholieren
van buitengemeenten, maar spreker meent wel te mogen aannemen dat dit 10$ van
het aantal leerlingen zal zijn. De vraag die hij zou willen stellen is nu of
het niet mogelijk is,dat de buitengemeenten ook bijdragen in het tekort dat
de gemeente Bergen op Zoom te dragen heeft en dat voor het komende jaar ge
steld kan worden op-nf. 116.000,--. Het is z.i. reëel flat de buitengemeenten
daar-in bijdragen. Hij zou in dit verband willen verwijzen naar een stuk dat
behandeld is bij de ingekomen stukken n.1 .ove^de politieschool te Doenrade waar
in de bepaling is opgenomen, dat per gemeente wordt betaald 20,plus een
deel in het eventueel nadelig saldo. Dit brengt mee dai> wanneer de school een
nadelig saldo oplevert alle gemeenten, ook wanneer ze geen leerlingen naar de
school sturen, gehouden zijn bij te dragen in het nadelig saldo.
Een andere zaak betreft ook de tarieven. Spreker gaat niet in op het onderwijs
zelf, maar op bladzijde 358 staat in artikel II onder de leden c.d.e, en ook
onder f.g. en h. een aantal minuten vermeld voor cursisten die opleiding
krijgen op bepaalde instrumenten. Daarin wordt gesproken van eerste leerjaar,
tweede leerjaar en derde leerjaar, maar in het derde leerjaar geniet men in
dividueel onderwijs. Hu rijst bij hem de vraag of het niet redelijk is dat
degene" die in het derde leerjaar zit en individueel onderwijs krijgt
waarvan men mag aannemen dat het meer op de cursist inwerkt dan wanneer hij
onderwijs krijgt in klassikaal verband of met 3 of 4 tegelijk, dat degene die
individueel onderwijs krijgt wat meer betaalt.
Men kan dan mogelijk zeggenj ."lla-.r die leerling heeft minder minuten onderwijs
hot neemt echter niet .weg, dat hij bedlag legt op de leraar en dat
hij beslag legt op de totaliteit van de muziekschool. Tussen alle indivi
duele lessen die de leraren moeten geven moeten zij een bepaalde rustpauze
hebben en het is z.i. uitgesloten dat men drie leerlingen 20 minuten individu
eel onderwijs kan geven in dezelfde tijd als men drie leerlingen een uur on
derwijs kan geven in dezelfde tijd als men drie leerlingen een uur onderwijs
geeft. Dit zal voor driemaal 20 minuten individueel onderwijs meer tijd vra
gen. Spreker meent dat namens de Commissie in deze geest aan Burgemeester en
Yfethouders is geadviseerd en al3 men nu het verslag leest of het rapport
dat uitgebracht is en men neemt de tweede alinea dan meent hij dat er juist het
omgekeerde in staaÜT^dP&t de Commissie heeft bedoeld. Er wordt voorgesteld om
degenen die in hun eerste en tweede jaar zijn net zoveel te laten betalen als
degene: die in het derde jaar zit terwijl het juist de bedoeling van de
Commissie was om degenen die in het derde jaar zitten en individueel onder,-
wijs genieten - men kan stellen dat dit de meer gevorderden zijn waarvan men
mag aannemen dat ze intense in muziek hebben en waarvan men tevens mag aan
nemen dat de ouders er interesse voor hebben en er financieel meer voor over
hebben - voor dit individueel onderwijs ook iets meer te laten betalen.
Hoeveel meer, daar heeft men zich niet over uit-gelaten.
Spreker hoopt dat deze twee mogelijkheden zullen betracht worden, bij te la
ten betalen door de buitengemeenten alsook verhoging van het tarief voor in
dividueel onderwijs, waardoor het tekort van+f. 116000,-- beduidend minder
zou kunnen zijn, althans minder.
De heer NIJSSEN kan zich volledig aansluiten bij wat de vorige spreker de heer
van Kaam gezegd heeft. Hij zou willen benadrukken in eerste instantie een bij
drage van de omliggende gemeenten voor de leerlingen die zij naar Bergen op
Zoom sturen. In de Commissie is de moeilijkheid van de inning opgeworpen,
maar er zijn verschillende methodes en men zal moeten trachten de minst moei
lijke te verwezenlijken.
De heer RADDER is het met het eerste deel van het betoog van de heer van Kaam
volledig eens^i&t eventueel de randgemeenten die aan het onderwijs meedoen
een bijdrage daaraan leveren. De heer van Kaam heeft echter gezegd zich niet te
zullen verdiepen in de muziek-pedagogische consequenties en het schoolbeleid
niet te zullen aantasten, maar in het tweede deel van zijn betoog raakt hij
z.i. wel de muziek-pedagogische kwaliteiten. Hij heeft gesproken over het on
derwijs aan drie soort instrumenten n.l. accordeon, gitaar en blokfluit.
Zoals iedereen weet zijn dit drie specifieke instrumenten voor volksmuziek en
van deze gedachte uitgaande populair en het lijkt spreker onverantwoord om
dat het volksinstrumenten betreft deze op dezelfde manier te belasten als het
onderwijs aan andere instrumenten. Omdat de heer van Kaam door zijn betoog ge
treden is in de muziek-pedagogische beginselen wil spreker het ook doen.
Spreker zou dan willen stellen,dat een derde-jaars-leerling, die reeds de
kunstgrepen van het vak heeft kunnen leren, meer acceptabel is voor de indruk
ken die de leraar geeft en dat een derde-jaars-leerling voor de leraar minder