dat er 5 a 4 vergaderingen op een avond waren en verschillende Commissieleden buiten adem op de vergadering kwamen, 10 minuten of een kwartier bleven en dan gauw naar een andere vergadering moesten. Op zich zelf is dat niet erg, maar spreker vraagt zich af of de zaken dan wel behartigd worden zoals het moet zijn. Als op een dergelijke manier de vergaderingen bezocht moeten wor den kan men het werk niet serieus noemen en kan men er ook geen studie van maken. "Zou het zo erg zijn"«vraagt spreker"dat,zoals door de heer Nijssen in eerste instantie werd gesuggereerd het in deze zittingsperiode teveel betaalde werd teruggevorderd?'''Hi j wil graag geloven, dat het een heidens werk is om het uit te zoeken en dat het veel meer zal gaan kosten dan het zal opleveren, daar is hij heilig van overtuigd, maar niettemin gaat spreker volledig met de suggestie van de heer Nijssen akkoord. De VOORZITTER kan verder weinig in het midden brengen. Hij is er niet van over&d dat de voorstellen die als tussenvoorstel zijn gedaan aanspraak kunnen maken op een behoorlijke oplossing. Wanneer men op het standpunt staat van terugbe taling, dan moet men zo ver mogelijk teruggaan terwille van de rechtvaardig heid. Gaat dat niet, dan meent hij dat de rechtvaardigheid aan de wetmatigheid wordt opgeofferd. Om praktische overwegin en blijft hij bij het voorstel om geen terugvordering te doen maar van heden af een nauwkeurig controle-systeem in te voeren om dubbele betaling te voorkomen. Het voorstel houdt dus in dat geen terugvordering over het verleden wordt toegepast. De heer NIJSSEN vraagt zich af of de Raad een voorstel kan aannemen ten aan zien van een bepaling van Gedeputeerde Staten. De VOORZITTER wijst er op dat alleen wordt voorgesteld om niets terug te vorderen. Het voorstel in stemming gebracht, wordt aangenomen met 14 tegen 6 stemmen. Voor stemmen Mevrouw Juten-van As en de heren v.d.Weegen, HagenaarsBerger Gorrissen, Roks, Beljaars, van Alphen, van Heijst, Broos, Ratsma, Scheppink, Radder en van Leeuwen. Tegen stemmen de heren de Jaeger, Verschuren, van Kaam, Nijssen, Nuijten en Bernaards De stukken a tot en met tt -worden hierna voor kennisgeving aangenomen. Staatssecretaris var. Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen te s-Gravenhage s-Gravenhage 17 juni 1964. O.EJi106561. Schrijven inzake ontwerp van de lijst van beschermde monumenten voor de ge meente Bergen op Zoom. Voorgesteld wordt dit stuk te stellen in handen van Burgemeester en "ethouders ter fine van prae-advies. De heer BERGER zegt,dat het schijnt ,dat het Ministerie van O.K. en plot seling de historische waarde van de stad Bergen op Zoom heeft ontdekt en met zeer kwistige pen zo ongeveer alle panden van de binnenstad op de voorlopige lijst van monumentenzorg heeft geplaatst."Papier is geduldig,zegt spreker, "maar de consequentie van deze maatregel is toch dat er een blokkade is ingesteli op de eventuele verandering van gebouwen, welke uit het oogpunt van noodzakelijk onderhoud of om bedrijfseconomische redenen moeten worden verbouwd". De blokkade raakt eveneens de voorgenomen reconstructie van de binnenstad. Zijn eerste vraag is, welke wegen men als eigenaar van zulk een pand kan bewandelen om van deze blokkade bevrijd te raken. Een praktische vraag voor al diegenen, die met verbouwingsplannen rondl open». "Wanneer de voorlopige plaatsing op de monumentenlijst gevolgd wordt door een definitieve, welke wegen staan dan open,"vraagt spreker,"om eventueel van deze lijst te worden afgevoerd."? Yrozen Burgemeester en 'Jethouders van een te groot aantal plaatsingen op de definitieve lijst van monumentenzorg niet, dat men een vermenigvuldiging gaat krijgen van het pand op de hoek Markt/Kremerstraatdat als gevolg van de plaatsing op de monumentenlijst steeds meer in verval geraakt Spreker is met deze kwistige pen van het Ministerie niet gelukkig en vindt het van weinig realiteitszin getuigen om zoveel panden op de monumentenlijst te plaatsen. "Staat het Ministerie direct gereed met subsidie" vraagt spreker, "indien men tot herstel van panden in de oude stijl wil overgaan Spreker kan zich voorstellen ;dat deze vragen moeilijk door de Voorzitter te beantwoorden zullen zijn. Hij kan hem dat niet kwalijk nemen, maar wanneer het antwoord voor hem niet voldoende bevredigend zou sijn,zou hij willen

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1964 | | pagina 174