x
- 21 -
De heer BERGER wil opmerken,dat het hij de vaststelling van de vergoeding
over een periode van 5 jaar een kenmerkend verschijnsel is te constateren»
dat in het vijfde jaar de uitgaven van de scholen belangrijk hoger zijn dan
de ontvangen vergoeding. Dat is blijkbaar om de gelden die men in de voor
gaande vier jaar niet nodig heeft gehad in het laatste jaar uit te geven om
de volledige vergoeding die wettelijk opeisbaar is te incasseren. Spreker
merkt dit op omdat het bij de cijfers opvaltjdat in het laatste jaar de hoogste
uitgaven worden gedaan.
De heer v.d.WEEGEN wil kort zijn, maar een ding begrijpt hij niet n.l. dat
wat door de S ohoolraad wordt opgegeven hier niet verder uitgevoerd wordt. Hij
zou willen zeggen, dat men toch minstens een beetje vertrouwen moet heb
ben in de Schoolraad, want daar is toch de Schoolraad voor» Spreker vindt
het prachtig dat deze zaak naar voren gebracht wordt maar hij zou willen vra
gen deze zaken te laten bezinken om ze terdege te onderzoeken. -Hij. zou
daarbij de wens uit willen spreken dat door de Raad besloten wordt dat wat ten
behoeve van het onderwijs nodig is ook ten volle wordt toegekend, zonder onder
scheid.
De heer van HEIJST gelooft,dat, na alles wat thans beweerd en verteld is, men
niet zal verlangen dat hij in zijn antwoord uitermate kort zal zijn. Hij zal
op enkele zaken in moeten gaan hoewel hij het in zekere zin, deze keer, met
de heer Verschuren eens kan zijn, dat men het gehele debat ook in de notulen van
1963 terug kan vinden. Terloops» het zijn dus niet alle leerlingen die de klas
uitgestuurd worden, maar velen kunnen blijven zitten en daarmee kan men vaak
gezellig verder werken.'
In antwoord op wat de heer Gorrissen gezegd heeft zou spreker het volgende
willen opmerken. In het verleden zou het beleid bepaald zijn door een specia
list ter secretarie. Spreker gelooft,dat reeds de heer de Jaeger gezegd heeft
dat dit niet altijd klopt, maar de heer Gorrissen denkt hierbij ook te weinig
aan de rol die hierin de inspectie van het lager onderwijs speelt, de inspec
tie die voortdurend wordt geraadpleegd en die ook vaak gegevens verschaft die
voor de gemeente van belang zijn.
Door de heer Gorrissen zijn cijfers genoemd over 1961, die aan de Wethouder
waren verstrekt door de Schoolraad, met de mededeling dat een dergelijk bedrag
noodzakelijk was voor de gezonde exploitatie. Spreker heeft ook cijfers die hem
in 1964 werden verstrekt door een inspecteur. Deze cijfers zijn ook gespeci
ficeerd en daarin komt hij tot een bedrag van 59»50 per leerling. Deze
cijfers zijn door een inspecteur aan hem gegeven, niet door onze inspectrice,
maar door een goede bekende die bij het lager onderwijs een aanzienlijke in
spectie uitoefent.
Aan de ene zijde heeft men de cijfers van de S jhoolraad, aan de andere zijde
heeft men weer andere cijfers en de vraag is* Wie heeft gelijk?
Door de heer Gorrissen is reeds gezegd, dat er altijd klachten geweest zijn
over de vergoeding. Dat is misschien mogelijk, er zijn altijd ook klachten ge
weest over de straten in Bergen op Zoom en die zijn er nog, maar dat zijn
dingen waar altijd aan gewerkt wordt. Iedereen doet gaarne grote uitgaven
vanuit een ruime beurs en men moet het de schoolbesturen niet kwalijk nemen
dat ze een zo hoog mogelijke vergoeding proberen te krijgen.
Ook is door de heer GomLssen gezegd dat uit de cijfers blijkt dat 23.000,--
uit eigen zak betaald is in de vorige 5 jaar, maar het zal opgevallen zijn
dat hiervan»wat het lager onderwijs betreft, ongeveer 18.500,-- werd uit
gegeven uit eigen zak door twee schoolverenigingen n.l. de V-ereniging voor
Protestant Christelijk Onderwijs en door de Vereniging voor Bijzonder Neutraal
Onderwijs. Dat zijn schoolverenigingen en schoolverenigingen krijgen van
leden ook contributie, zoals in iedere vereniging gebruikelijk is en daardoor
zijn ze in staat iets extra's te doen.
Dat zij daardoor wat meer uit kunnen geven, lijkt spreker duidelijk, lat is
iets wat ook; in andere vormen van onderwijs voorkomt, bijv. bij het Middel-
baa Onderlijs. Daarvoor zijn landelijke normen voor de vergoedingen maar er
zijn ,"Veel bijzondere scholen die voor ieder kind aan de ouders een be
paalde Vergoeding vragen, waardoor deze scholen in de loop van het jaar meer
uitgav»en kunnen doen. Zij kunnen hierdoor iets doen, wat anders niet bereik
baar was
^en. bijzondere middelbare school kan bijv. meer aanschaffen dan een Rijks
school# dat is een bekend verschijnsel en dat speelt overal daar waar school
verenigingen aanwezig zijn. Men zal dit op bijzondere scholen ook aantreffen.
"De Petrus Canisiusscholen hebben ook een schoolvereniging en daar kan men
dus meer uitgeven dan vergoed wordt.
Bij de Protestants Christelijke scholen speelt nog een rol dat de afrekening