v
J; J' -
- -
>r
-»
-12-
Het is,naar hij meent, de bedoeling van de Algemene Bijstandswet, dat het over
legorgaan sterk wordt samengesteld uit het particulier initiatief en dat is
niet uit dit droge artikel te lezen. De overige leden worden genoemd en
artikel 12 noemt ook de vereisten waaraan zij moeten voldoen. Artikel
12 bekijkt de burgerlijke eiser die gesteld worden ,maar er staat niets in
omtrent de hoedanigheden van deze persoon, hoewel het spiëcer bekend is, dat men
het particulier initiatief hierin sterk wil betrekken.
Met het algemeen betoog van de heer Radder is spreker het helemaal eens.
Naar zijn mening is de Stedelijke Raad voor Maatschappelijk Opbouwwerk, die
als instantie genoemd wordt, bij uitstek aangewezen om aanbevelingen te doen
voor het adviesorgaan.
De heer van LEEUWEN wil beginnen met zich aaqée sluiten bij wat de heer Radder
gezegd heeft,vooral bij datgene waarbij hij lof aan het College toezwaait voor
de wijze waarop het deze zaak naarvoren heeft gebracht.
Vervolgens zou spreker willen opmerken, dat voor dat de Algemene Bi jstands\vet
kan gaan functioneren ,er verschillende voorzieningen noodzakelijk zijn, In ver
band daarmee is .reeds een aantal bepalingen van die wet in werking getreden
en wel het hoofdstuk dat betrekking heeft op de gemeentelijke organen en de
artikelen 29 en 38. In deze artikelen wordt de Gemeenteraad opgedragen voor
schriften vast te stellen inzake de behandeling van aanvragen om bijstand als
mede inzake de behandeling van bezv/aarschriften.
Met de vaststelling van deze voorschriften houdt de Raad zich nu bezig. Ten aan
zien van het verlenen van bijstand kent de wet dé volgende mogelijkheden:
a. het College van Burgemeester en Wethouders} b, het College van Burgemeester
en Wethouders en een College voor de verlening van bijstand} c. het College
van Burgemeester en Wethouders bijgestaan door een Commissie van advies; en d,
het College van Burgemeester en Wethouders met een College voor de verlening
van bijstand en een Commissie van advies.
Uit de ter tafel liggende stukken, blijkt, dat het College de situatie als
door spreker onder b genoemd heeft gekozen, n.l, het College van Burgemeester
en Wethouders en een College voor de verlening van bijstand.
Van het instellen van een Commissie van advies is dus afgezien, althans de
instelling daarvan wordt ontraden, ofschoon langs een achterdeur toch advies
wordt ingewonnen, zij het dan niet van een Commissio^-an advies.
treffende de hu in behandeling zijnde verordening wil spreker graag de
aandacht vragen voor het gestelde in artikel 4» In artikel 72 van de Algemene
Bijstandswet staat, dat de Gemeenteraad, op voorstel van Burgemeester en Wet
houders een College voor do verlening van bijstand instelt, waaraan bevoegd
heden van Burgemeester en Wethouders ingevolge deze wet worden toegekend. Hij,
en dat is zijns inziens de Gemeenteraad, regelt de samenstelling, alsmede de
uitoefening van de bevoegdheden. In het ter tafel liggende artikel 4 «staat
zijns inziens ten onrechte, dat Burgemeester en Wethouders richtlijnen voor
de uitoefening van de bevoegdheden geven, In de verordening, onder meer re
gelende de behandeling van de bezwaarschriften, gaat artikel 22 niet verder dan
een beroep op Gedeputeerde Staten, terwijl artikel 43 van de Algemene Bijstands
wet spreekt over een beroep op de Kroon, zonder een beroep komende na dat op
Gedeputeerde Staten, Spreker vraagt of het College het niet gewenst acht dit
hoogste beroep in de verordening te vermelde', bijvoorbeeld aan het slot van
artikel 22 van deze verordening.
De heer BROOS zou willen beginnen bij de heer de Jaeger, die gesteld heeft, dat
er voor hem nog diverse duistere punten zijn waarover hij graag nadere uitleg
zou hebben. Spreker wil daaraan wel voldoen in zoverre het betreft do voor
naamste punten, die de Algemene Bijstandswet aangeeft. Men zal begrijpen, dat
het ondoenlijk is in een Raadsvergadering de Algemene Bijstandswet, die 107
artikelen bevat, uitvoerig te gaan behandelen. Spreker heeft echter geen
bezwaar ©m de voornaamste punten te bespreken. Om dan in de lijn te blijven van
de heer Radder wil hij in de eerste plaats stellen, dat bij de inwerkingtreding
van de Algemene Bijstandswet op 1 januari 19^5 wederom een nieuwe mijlpaal is
bereikt op het terrein van het sociaal en maatschappelijk vlak.
Men weet, dat tegelijk de burgerlijke armenzorg en de kerkelijke bedeling,zoals
men het in de volksmond noemt en waarop ook de heer Radder doelt, tot het ver
leden gaan behoren en dat daarvoor in de plaats komt de bijstandPlicht.
Op het ogenblik is de 3ituatie zo, dat de gemeente niot verplicht is tot het ver
lenen van bijstand volgens de Armenwet 1912, Nu wordt de bijstand Rijk's-taak,
maar om practische redenen, heeft de Wetgever besloten de uitvoering in handen
te leggen van do Collegos van Burgemeester en Wethouders
De bestaande Birgerlijko instelling voor Maatschappelijk Hulpbetoon, zoals men
die nu nog kent en welke door zal werken tot J1 december 19^4» zal op 1 januari
1965 een andere vorm krijgen en de bezittingen en effecten- een kapitaal van
f. 27.000,-- gaan over naar de gemeente.
V" 'O
sz.ij
.'I
1 i
i
X
I,
v,'
'1
•r r
r
.V.