lil
\m
-16-
meente wel degelijk haar taak in deze had verstaan en de ondersteuhingsnormen
had verhoogdc Hiervoor"brengt hij graag een woord van hulde, maar de vraag mag
toch, meent hij, niet achterwege h'lijven of het budgettair en gemeenterechte-
lijk duist is dat de zeggenschap over deze toch niet onbelangrijke en prin
cipieel zelfs veel betekenende uitgaven geheel aan de Raad onthouden wordt*
Graag zou spreker te dezer zake nader geïnformeerd worden. Waarom moet ons
gemeentelijk licht onder de korenmaat der publiciteit worden gehouden
Tenslotte dan nog enkele woorden over de gemeentelijke financiën. Ziet spreker
het goed, dan is onze gemeente min of meer te vergelijken met een onderneming
wier vermogenspositie zonder meer goed kan worden genoemd maar wier rentabi
liteit tijdelijk te wensen overlaat, He geaccumuleerde begrotingsoverschotten,
de waarde der in het gemeentelijk grondbedrijf ingebrachte bezittingen ver
tegenwoordigen, als spreker het goed ziet, een bedrag van meerdere miljoenen,
zodat onze solvabiliteit op de beurs wel niet slecht zal worden geoordeelde
Toch zitten we meent hij, na de ontvangst van de begroting en vooral van
de nota van aanbieding met het ongemakkelijk gevoel dat, naar men zegt, aari
het dragen van een dwangbuis eigen is, Rat men de begroting zo laat behandelt,
is het gevolg van het feit, dat er op vele wijzen aan de groepering der ci j-
fers gedokterd moest worden. Enkele maanden geleden heeft de toenmalige Wet
houder voor de gemeente-flnanciën de Raad ook reeds getracteerd op een nota
van wijziging die er niet om loog, "Kortom", zegt hij, "we gevoelen ons be
paald niet lekker'J
Rit wordt niet in de laatste plaats veroorzaakt door het feit dat de uitwer
king der joijpte wetgeving op het gebied der gemeeritefinanciën nog niet geheel
uit de verf is gekomen, Roor voor de naaste toekomst de mogelijkheid van zof
genaamde verfijningen in uitzicht te stellen, heeft de regering in vele ge
meentelijke harten net vlammetje der hoop brandend gehouden, "Brandt het daar
terecht?", vraagt spreker zich af,. Telkens weer krijgt spreker de indruk dat
onze regering de gemeenten beschouwt als spilzieke kinderen, op wier geldelijke
gedragingen nauwlettend moet worden toegezien,
"!t Is wel wat oneerbiedig gezegd, maar telkens',' zegt spreker, "krijg ik hei
gevoel aat we lagere-schooL-leerlingen zijn, die als ze een bepaald soort
Doodsohap wilien verrichten, dit door het opsteken van een of twee vingers -
al naar gelang van de graad van dringendheid aan de meester moeten vragen,
mei, ue wetenschap in bns geval, dat er boven onze meester nog een bovenmeester
is,"
Volgt men de parlementaire beraadslagingen en neemt men kennis van de pogingen
van vele Kamerleden om de inhoud van het gemeentefonds met een fractie te Y
vergroten, dan constateert men tegelijkertijd een positieve onwil bij de Mipis-
ter om ook maar een cent toe te geven, Maar later constateert men dat in dit'
zelfde parlemenc een wet wordt aangenomen die moet tegengaan dat die onver-'
antwoordelijke gemeentebesturen de openbare sohuld alsmaar laten oplopen.
Kortom, ^spreker gevoelt in de houding der regering tegenover de gemeenten ie.ts
onbillijks. Het kan zijn dat hij daarmee te ver gaat, hij hoopt het, maar hij
kan het voorlopig niet anders zien. Re-ze bovenmeester zet zijn scholieren
rekensommetjes met heel veel onbekenden voor en geeft hun dan een onvoldoende
wanneer de uitkomsten niet kloppen, "Bekijken we de voor ons liggende begroting
en nemen we kennis van de goocheltoeren die besteed zijn aan het kloppend maken
van onze sommetjes, dan weten we' niet", zegt spreker, "hoeveel we mogen uit
gever. voor onze politie vader betaalt wel, maar laat ons in het onzekere v
omtrent tijdstip en omvang van zijn goedgeefsheid, Vader stelt ons in diversé
stukken^ diverse doekjes voor het bloeden in H vooruitzicht» Hij noemt dat
verfijiingen maar knap is de man die van deze verfijningen het fijne begrijpt
en die in staat is er gegronde toekomstverwachtingen op te bouwen, Apropos?',
■vraagt spreker, "is er van de betekenis dezer verfijningen voor de budgettaire
positie van onze gemeente al iets bekend geworden? Of zullen we daarop nog
een jaartje ofwat moeten wachten?" Hij heeft nog nooit gehoord of ondervonden
dat varen of rijden in de mist een prettige en gevaarloze bezigheid is,Toch
worden de gemeentebesturen bij hun navigatie geconfronteerd met een onplezie
rig aantal mistbanken, terwijl van hen toch wordt verwacht, dat ze hun scheed-
jee behouden^docr de woelige zee naar veilige haven zullen loodsen,
Spreker heeft zoëven een aantal kapitaalswerken opgesomd die al vele jaren
op het gemeentelijkverlanglijstje prijken, Bij het bestuderen van deze be
groting heeft hij zich herhaaldelijk met een gevoel van beklemming afgevraagd
wat er van die werken zal kunnen worden gerealiseerd bij een budgettaire toe
stand als waarvoor wij staanc Het zou een pak van sprekers hart zijn wanneer
vanaf de bestuurstafel enig licht in deze duisternis werd gebracht,
eu gevoel bekruipt spreker dat hij bezig is om de hom toegestane tijd op on-
geoorlooide wijze te overschrijden. Wat hij heeft overhoop gehaald, is inder
daad geen kleinigheid, ook al heeft hij nog veel van hetgeen er op zijn hart
;r.